ECLI:NL:CRVB:2010:BN9650
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J. Riphagen
- A.A.H. Schifferstein
- Rechtspraak.nl
Terugvordering onverschuldigd betaalde ziekengelduitkering wegens verhoging WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om de terugvordering van onverschuldigd betaalde ziekengelduitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van appellante. Appellante ontving sinds 13 september 2005 een ziekengelduitkering van € 26,83 per dag, die met € 19,43 werd verminderd vanwege een verhoging van haar WAO-uitkering. Het Uwv vorderde op 4 december 2007 een bedrag van € 1.651,55 terug, dat onterecht was uitbetaald. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond op 28 maart 2008.
In hoger beroep herhaalde appellante haar eerdere argumenten, waarbij zij zich beroept op de beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening van uitkeringen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat deze beleidsregels niet van toepassing zijn op de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank Breda, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De Raad stelde vast dat het Uwv terecht had gehandeld en dat appellante niet redelijkerwijs kon aannemen dat zij teveel ontving.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met Ch. van Voorst als voorzitter en J. Riphagen en A.A.H. Schifferstein als leden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 6 oktober 2010. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien er geen gronden voor waren. De rechtbank had eerder vastgesteld dat het besluit van 24 november 2006 in rechte vaststond, en de stelling van appellante dat het Uwv niet tot terugvordering mocht overgaan, werd verworpen.