ECLI:NL:CRVB:2010:BN7969
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid van functies voor appellant met progressieve spierziekte
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 4 november 2009, waarin de herziening van zijn WAO-uitkering aan de orde is. Appellant, die sinds 1993 arbeidsongeschikt is door rugklachten en moeheid, heeft in het verleden een uitkering ontvangen die aanvankelijk was vastgesteld op 25 tot 35% en later herzien naar 80 tot 100%. Na een herbeoordeling door het Uwv in 2006, waarbij appellant werd onderzocht door een verzekeringsarts, werd zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 55 tot 65%. Dit besluit werd door appellant bestreden, waarbij hij aanvoerde dat de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) niet overeenkwam met eerdere conclusies van deskundigen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 22 september 2010 behandeld. Appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.G.B. Bergenhenegouwen, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door drs. P.F.G. Hermans. De Raad overwoog dat de deskundige die door de rechtbank was ingeschakeld, de FML had aangepast op basis van eerdere bevindingen, maar dat de bezwaarverzekeringsarts geen aanleiding had gezien om deze aanpassing te wijzigen. De Raad concludeerde dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist was en dat de functies schadecorrespondent, verkoper groothandel en administratief medewerker geschikt waren voor appellant.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant geen doel trof. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenveroordeling volgde. De uitspraak werd openbaar gedaan op 22 september 2010.