ECLI:NL:CRVB:2010:BN6723

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6984 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid van functies in medisch en arbeidskundig opzicht

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard tegen het besluit van het Uwv, dat de WAO-uitkering per 11 september 2008 had herzien naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 15 tot 25%. De Centrale Raad van Beroep heeft op 10 september 2010 uitspraak gedaan. Appellant, bijgestaan door zijn advocaat, betwistte de medische en arbeidskundige grondslag van het besluit van het Uwv en voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn verslavingsproblematiek.

De Raad oordeelt dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig is uitgevoerd en dat er voldoende informatie beschikbaar was om de belastbaarheid van appellant te beoordelen. De Raad concludeert dat de geduide functies, waaronder productiemedewerker en wikkelaar, de belastbaarheid van appellant niet overschrijden. Appellant's argument dat zijn verslavingsproblematiek niet voldoende in aanmerking is genomen, wordt verworpen. De Raad stelt vast dat de kenmerken die in artikel 9 van het Schattingsbesluit worden genoemd, betrekking hebben op andere aspecten dan de medische en arbeidskundige beoordeling van de geselecteerde functies.

Uiteindelijk bevestigt de Raad de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv terecht de WAO-uitkering heeft herzien. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

09/6984 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant] wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 18 november 2009, 09/1330 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 10 september 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.M.M. Brouwer, advocaat te ’s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juli 2010. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Brouwer. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.L. Turnhout.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank ongegrond verklaard het beroep van appellant tegen het besluit van 13 januari 2009, waarbij het Uwv, beslissend op bezwaar, het besluit tot herziening van de WAO-uitkering van appellant naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 15 tot 25% met ingang van 11 september 2008 heeft gehandhaafd.
1.2. De rechtbank heeft hiertoe, kort samengevat, overwogen dat gelet op de beschikbare medische gegevens er geen aanleiding is om het Uwv niet te volgen in zijn standpunt dat bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant per
11 september 2008 in voldoende mate rekening is gehouden met zijn beperkingen.
1.3. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat van de kant van het Uwv uitvoerig en toereikend is gemotiveerd dat de geduide functies van productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180), wikkelaar (Sbc-code 267050), eletronica monteur (Sbc-code 267040) en de reservefunctie inpakker (Sbc-code 111190) de belastbaarheid van appellant niet overschrijden.
1.4. Ten slotte heeft de rechtbank overwogen dat de grief van appellant dat er sprake is van strijd met artikel 9, aanhef en onder e, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Sb), omdat het Uwv in onvoldoende mate rekening heeft gehouden met zijn verslavingsproblematiek, faalt.
2. Appellant heeft zich gemotiveerd gekeerd tegen de aangevallen uitspraak. Daarbij heeft hij, onder verwijzing naar hetgeen door hem in beroep naar voren is gebracht, de medische en arbeidskundige grondslag van het besluit van 13 januari 2009 betwist.
3.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.2. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts beschikten over voldoende informatie en eigen onderzoeksbevindingen om op een verantwoorde wijze een inschatting van de belastbaarheid van appellant te maken. Niet kan worden staande gehouden dat het medisch onderzoek onvolledig of onzorgvuldig is geschied. Voor het benoemen van een onafhankelijk deskundige ten einde de gezondheidssituatie van appellant te onderzoeken, zoals door hem bepleit, ziet de Raad dan ook geen aanleiding.
3.3. Met betrekking tot de herhaalde grieven gericht tegen de door het Uwv aangenomen geschiktheid van de appellant voorgehouden functies op de gezichtspunten concentreren, verdelen van de aandacht en handelingstempo verwijst de Raad naar de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige van 7 januari 2009, in welke rapportage naar het oordeel van de Raad toereikend is gemotiveerd dat de belastbaarheid van appellant, zoals vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 28 februari 2008, niet wordt overschreden.
3.4. Ook in hoger beroep heeft appellant een beroep gedaan op artikel 9, aanhef en onder e, van het Sb. Appellant meent dat vanwege zijn verslavingsproblematiek sprake is van zodanige kenmerken dat van een werkgever in redelijkheid niet kan worden verlangd hem in bepaalde arbeid te werk te stellen en dat het hierbij gaat om andere aspecten (afhankelijkheid van cannabis en risico op terugval in verslaving) dan die welke bij de medische en arbeidskundige beoordeling een rol spelen.
3.5. De Raad kan appellant in zijn standpunt niet volgen. In vaste rechtspraak van de Raad (vergelijk LJN BA1633) ligt besloten dat de in artikel 9, aanhef en onder e, van het Sb bedoelde kenmerken op grond waarvan van een werkgever in redelijkheid niet kan worden verlangd hem in bepaalde arbeid te werk te stellen betrekking hebben op andere aspecten dan de aspecten die in aanmerking worden genomen bij de vraag naar de passendheid van geselecteerde functies in medisch en arbeidskundig opzicht. Nu bij de vraag naar de passendheid van de geselecteerde functies in medisch en arbeidskundig opzicht rekening is gehouden met het totaal van vastgestelde medische beperkingen van appellant ten aanzien van zijn persoonlijk en sociaal functioneren, kunnen deze beperkingen rechtens niet tevens worden aangemerkt als kenmerken bedoeld in artikel 9, aanhef en onder e, van het Sb. De Raad neemt daarbij in aanmerking dat uit hetgeen appellant heeft aangevoerd geenszins valt af te leiden dat de verslavingsproblematiek los moet worden gezien van de psychische klachten van appellant waarmee in de FML van 28 februari 2008 rekening is gehouden.
3.6. Uitgaande van de juistheid van de FML leidt vergelijking van het in de genoemde functies te verdienen loon met het voor appellant vastgestelde maatmaninkomen tot een verlies aan verdiencapaciteit van 21,9%, zodat moet worden geconstateerd dat het Uwv de WAO-uitkering terecht per 11 september 2008 heeft herzien naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 15 tot 25%.
3.7. Uit de overwegingen 3.2 tot en met 3.6 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van M.R. van der Vos als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 september 2010.
(get.) G. van der Wiel
(get.) M.R. van der Vos
RH