ECLI:NL:CRVB:2010:BN6712
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en de medische grondslag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 november 2009, waarin het beroep van appellant tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 26 januari 2009 besloten om de WAO-uitkering van appellant te herzien naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 25 tot 35%, met ingang van 5 november 2008. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R. de Vries, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.
Tijdens de zitting op 30 juli 2010 heeft de Raad de zaak behandeld. De rechtbank had overwogen dat er voldoende diepgaand en zorgvuldig onderzoek was verricht door de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts, en dat de conclusies uit dit onderzoek overtuigend waren onderbouwd. De Raad heeft in hoger beroep geen nieuwe aanknopingspunten gevonden die zouden leiden tot een ander oordeel dan dat van de rechtbank. De in hoger beroep ingebrachte medische informatie bood geen nieuw licht op de zaak, aangezien deze deels al bekend was en deels niet relevant voor de situatie van appellant op de datum in geding.
De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd dient te worden. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van M.R. van der Vos als griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 september 2010.