ECLI:NL:CRVB:2010:BN5964

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-3672 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen recht op kinderbijslag voor appellant woonachtig in Marokko

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 september 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die woonachtig is in Marokko. De appellant had een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en had op 5 mei 2006 kinderbijslag aangevraagd op basis van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor zijn kinderen. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft echter vastgesteld dat de appellant geen recht had op kinderbijslag, omdat hij niet verzekerd was onder de AKW. Dit besluit werd bevestigd in een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam op 10 juni 2009, waartegen de appellant in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de appellant niet in Nederland woont of werkt, waardoor hij niet verzekerd is op grond van artikel 6, eerste lid, van de AKW. Daarnaast is de appellant ook niet verzekerd op basis van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen. De Raad heeft geconcludeerd dat de Svb terecht heeft aangenomen dat de appellant niet verzekerd was onder de AKW en dat hij om die reden geen recht heeft op kinderbijslag.

De Raad heeft het hoger beroep van de appellant verworpen en de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

09/3672 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 juni 2009, 07/1804 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 3 september 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend. Appellant heeft nog een reactie op dit verweerschrift aan de Raad toegezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juli 2010. Appellant is hierbij niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.F. Sturmans.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant, die woonachtig is in Marokko en een uitkering ontvangt op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), heeft op 5 mei 2006 kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) aangevraagd ten behoeve van zijn kinderen. Uit de gedingstukken is gebleken dat appellant tot 1 juli 2000 een WAO-uitkering ontving naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Na die datum heeft een verhoging van zijn arbeidsongeschiktheidspercentage plaatsgevonden.
1.2. Bij besluit van 31 oktober 2006 heeft de Svb aan appellant medegedeeld dat hij met ingang van het tweede kwartaal van 2005 geen recht heeft op kinderbijslag omdat hij niet verzekerd is voor de AKW.
1.3. Bij besluit op bezwaar van 19 maart 2007 (hierna: bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen het besluit van 31 oktober 2006 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant herhaald dat hij recht heeft op kinderbijslag omdat hij een uitkering ingevolge de WAO ontvangt naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100.
4. Tussen partijen is in geschil de vraag of de Svb terecht heeft aangenomen dat appellant niet verzekerd was ingevolge de AKW en hij op die grond geen recht heeft op kinderbijslag.
4.1. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat die vraag bevestigend dient te worden beantwoord. Vaststaat dat appellant niet in Nederland woont of werkt, zodat hij niet op grond van artikel 6, eerste lid, van de AKW verzekerd is ingevolge die wet. Voorts is appellant niet verzekerd ingevolge de AKW op grond van het bepaalde in het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen (Stb. 1998, 746, hierna: KB 746). In het per 1 januari 2000 vervallen artikel 26 van KB 746 was het recht op een WAO-uitkering als verzekeringsgrondslag voor de volksverzekeringen opgenomen. De WAO-uitkering kon slechts tot (verplichte) verzekering voor de volksverzekeringen leiden als deze meer bedroeg dan 35% van het Nederlandse bruto minimumloon. Tussen partijen is niet in geschil dat de WAO-uitkering van appellant voor
1 januari 2000 minder bedroeg dan bedoelde 35%. Hieruit volgt dat appellant voor 1 januari 2000 niet (verplicht) verzekerd was voor de volksverzekeringen en hij derhalve ook niet voortgezet verzekerd kan worden geacht voor de AKW ingevolge de overgangsregeling van artikel 27, eerste lid, van KB 746. Hierdoor kan appellant ook geen aanspraak op kinderbijslag ontlenen aan het per 1 januari 2006 inwerking getreden artikel 7c van de AKW.
De met terugwerkende kracht per 1 juli 2000 verhoogde WAO-uitkering van appellant tot boven genoemde 35% kan vanwege het per 1 januari 2000 vervallen artikel 26 van KB 746 niet meer tot verzekering voor de AKW leiden.
4.2. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 september 2010.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) A.L. de Gier.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
EV