ECLI:NL:CRVB:2010:BN5933

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-693 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de aangevallen uitspraak inzake WIA en het besluit van het Uwv

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 3 september 2010, staat de vraag centraal of de aangevallen uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, die het besluit van het Uwv van 29 mei 2008 instandhield, terecht is. Appellante, vertegenwoordigd door mr. G.H. Rompen, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Het Uwv heeft gereageerd met een verweerschrift. Tijdens de zitting op 23 juli 2010 is appellante niet verschenen, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. B.H.C. de Bruin.

De Raad heeft in zijn overwegingen de argumenten van appellante in hoger beroep beoordeeld. Deze argumenten waren in wezen een herhaling van de eerder in eerste aanleg naar voren gebrachte stellingen, die door de rechtbank op goede gronden waren verworpen. De Raad heeft geen aanleiding gevonden om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet kan slagen en ziet geen redenen om artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht toe te passen, wat betekent dat er geen proceskosten worden toegewezen.

De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door T.L. de Vries, met A.L. de Gier als griffier. De beslissing bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarmee de rechtsgang in deze zaak is afgesloten.

Uitspraak

10/693 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 18 december 2009, 08/2247 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 3 september 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. G.H. Rompen, advocaat te Eersel, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juli 2010. Appellante is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.H.C. de Bruin.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een uitvoerige uiteenzetting van de in dit geding van belang zijnde feiten verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak.
2.1. In hoger beroep ligt ter beantwoording de vraag voor of bij de aangevallen uitspraak terecht is beslist tot instandlating van het besluit van het Uwv van 29 mei 2008.
2.2. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend, onder overneming van de door de rechtbank in de aangevallen uitspraak gebezigde gronden. In hetgeen namens appellante in hoger beroep is aangevoerd - in essentie een herhaling van hetgeen in eerste aanleg naar voren is gebracht en door de rechtbank op goede gronden is verworpen - heeft de Raad geen aanleiding gevonden om tot een andersluidend oordeel te komen.
2.3. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet kan slagen.
3. De Raad acht geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 september 2010.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) A.L. de Gier.
IvR