ECLI:NL:CRVB:2010:BN5928

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1081 + 10-1082 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar tegen kinderbijslag door overschrijding termijn

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten, wonende in Frankrijk, tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 december 2009. De Centrale Raad van Beroep heeft op 3 september 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep, dat betrekking heeft op de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van appellanten tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb). Dit besluit, genomen op 23 mei 2008, hield in dat appellanten vanaf het vierde kwartaal van 2002 geen recht meer hadden op kinderbijslag, omdat zij niet meer in Nederland wonen en werken. De Svb had het besluit verzonden naar het bij hen bekende adres van appellanten in Den Haag.

Appellanten maakten bezwaar tegen dit besluit, maar dienden dit bezwaar pas op 8 september 2008 in, wat volgens de Svb te laat was. De Svb verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de termijn voor het indienen van bezwaar was overschreden en er geen verschoonbare termijnoverschrijding was aangetoond. Appellanten stelden dat zij het besluit pas in september 2008 onder ogen hadden gekregen, maar de Raad oordeelde dat het aan hen was om ervoor te zorgen dat de post tijdig aan hen werd doorgezonden.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen nieuwe of andere omstandigheden waren aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar zouden maken. De Raad zag ook geen aanleiding voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 3 september 2010.

Uitspraak

10/1081 + 10/1082 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellanten], wonende te [woonplaats], Frankrijk (hierna: appellanten),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 december 2009, 09/290 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellanten
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 3 september 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellanten hebben hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juli 2010. Appellanten zijn daarbij niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door F.M. Aalders.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 23 mei 2008 heeft de Svb aan appellanten medegedeeld dat zij vanaf het vierde kwartaal van 2002 geen recht meer hebben op kinderbijslag omdat zij vanaf dat kwartaal niet meer in Nederland wonen en werken. Dit besluit is verzonden naar het bij de Svb bekende adres van appellanten in Den Haag.
1.2. Bij brief van 8 september 2008, door de Svb ontvangen op 17 september 2008, hebben appellanten bezwaar gemaakt tegen het besluit van 23 mei 2008.
1.3. In antwoord op een vraag van de Svb naar de redenen waarom het bezwaar te laat is gemaakt, hebben appellanten aangegeven dat zij het besluit pas in september 2008 onder ogen hebben gekregen. Het gebruikte adres in Den Haag is het adres van de moeder van appellant en de post is in september toen appellant in Nederland was meegenomen en beantwoord.
1.4. Bij beslissing op bezwaar van 9 december 2008 (hierna: bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellanten niet-ontvankelijk verklaard onder de overweging dat de termijn voor het indienen van bezwaar is overschreden en niet is gebleken dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. De Svb heeft hiertoe overwogen dat het besluit van 23 mei 2008 is opgestuurd naar het bij de Svb bekende adres in Den Haag op welk adres appellante nog steeds staat ingeschreven bij de gemeente Den Haag. Voorts blijkt uit de e-mailwisseling tussen appellante en de Svb uit 2007 dat appellante in die mails ook het adres in Den Haag heeft gebruikt. De Svb is pas bij het bezwaarschrift van 8 september 2008 op de hoogte gesteld van het adres in Frankrijk.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellanten ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank het volgende overwogen, waarbij appellante als eiseres, appellanten als eisers en de Svb als verweerder is aangeduid.
“Hetgeen eisers hebben aangevoerd leidt niet tot het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. Hierbij is het volgende van belang. Bij brief van 7 september 2007 heeft de Svb eisers in verband met hun verblijf in het buitenland en aanspraak op kinderbijslag verzocht een formulier in te vullen en te retourneren. Deze brief is verzonden naar het [adres] te Den Haag. Op 8 oktober 2007 heeft eiseres hierop per e-mail gereageerd. In dit e-mailbericht heeft zij voornoemd adres opgegeven. In een e-mail van 29 november 2007 heeft eiseres wederom dit adres opgegeven. Verweerder heeft het primaire besluit naar dit adres verzonden. Onder deze omstandigheden is van een besluit met een onjuiste adressering, anders dan eisers stellen, geen sprake. Bovendien is ter zitting uit een overzicht van SUWINET van 23 november 2009 gebleken dat eiseres nog immer staat ingeschreven op het [adres] te
Den Haag. Voorts kan de rechtbank onder de gegeven omstandigheden de stelling van eisers niet volgen dat er voor het primaire besluit geen correspondentie met de Svb is geweest. Eiseres heeft blijkens de hierboven weergegeven correspondentie een adres in Nederland opgegeven en heeft er niet voor gekozen een adres in Frankrijk op te geven. De gevolgen van deze keuze komen voor risico en rekening van eisers. Dat eisers eerst het primaire besluit hebben ontvangen toen zij in september 2008 in Nederland waren, leidt dan ook niet tot een verschoonbare termijnoverschrijding. Het is aan eisers om de nodige maatregelen te treffen dat de post in Nederland tijdig aan hen wordt doorgezonden. Hetgeen eisers overigens hebben aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.”
3. De Raad kan zich geheel verenigen met dit oordeel van de rechtbank en maakt dit tot het zijne. Nu door appellanten geen nieuwe of andere omstandigheden zijn aangevoerd welke in dit verband van belang zouden kunnen zijn, komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
4. Voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 september 2010.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) A.L. de Gier.
EV