ECLI:NL:CRVB:2010:BN3809

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/5881 ZW + 10/61 WAO + 09/4967 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Ch. van Voorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en vergoeding van wettelijke rente over na te betalen uitkering

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. S. Broens, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht. De rechtbank had op 25 september 2007 een uitspraak gedaan in een geschil tussen appellante en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Op 18 maart 2010 heeft het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarna appellante op 26 april 2010 het hoger beroep heeft ingetrokken. Tegelijkertijd heeft zij verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten en schadevergoeding.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Uwv met de nieuwe beslissing geheel tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante. De Raad heeft vervolgens het verzoek van appellante om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering toegewezen. De Raad verwijst hierbij naar een eerdere uitspraak waarin de wijze van rente berekening is uiteengezet.

Daarnaast heeft de Raad de proceskosten die appellante heeft gemaakt in verband met deze procedure toegewezen. De kosten zijn begroot op € 644,- voor rechtsbijstand in beroep en € 322,- voor rechtsbijstand in hoger beroep, wat in totaal neerkomt op € 966,-. De Raad heeft de uitspraak openbaar gedaan op 11 augustus 2010, waarbij Ch. van Voorst als rechter en A.L. de Gier als griffier aanwezig waren.

Uitspraak

07/5881 en 10/61 WAO en 09/4967 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:73a en artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 25 september 2007, 06/4272 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 11 augustus 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. S. Broens, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Het Uwv heeft op 18 maart 2010 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 26 april 2010 heeft mr. Broens namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten en schadevergoeding.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Artikel 8:73a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:73 van de Awb kan worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die de verzoeker lijdt. Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld.
Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet zijn deze bepalingen van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat het Uwv met het nieuwe besluit van 18 maart 2010 geheel aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
De Raad wijst het verzoek van appellante toe om het Uwv te veroordelen in de vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering. Wat betreft de wijze waarop het Uwv de rente dient te berekenen, verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 1 november 1995, LJN ZB1495, gepubliceerd in JB 1995, 314.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met deze procedure redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 644,- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep en op € 322,- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
De Raad merkt verder op dat uit artikel 22, vijfde lid, van de Beroepswet volgt dat appellante zich met een verzoek om vergoeding van het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht tot het Uwv kan wenden.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de wettelijke rente zoals in rubriek II van deze uitspraak is aangegeven;
Veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 966,-, te betalen aan de griffier van de Raad.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2010.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) A.L. de Gier.
EV