ECLI:NL:CRVB:2010:BN3526

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-7205 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • K. Zeilemaker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring beroep wegens ontbreken procesbelang in disciplinaire zaak politieambtenaar

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juli 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, een politieambtenaar, tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De rechtbank had het beroep van appellant tegen een besluit van de korpsbeheerder van de politieregio IJsselland niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen rechtens te honoreren procesbelang zou zijn. Appellant had eerder een disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd gekregen, maar dit besluit was later door de korpsbeheerder herroepen na bezwaar van appellant, omdat het Openbaar Ministerie hem niet-ontvankelijk had verklaard in de vervolging.

Appellant stelde dat hij wel degelijk procesbelang had bij de beoordeling van zijn beroep, maar de Raad oordeelde dat met het herroepen van het ontslagbesluit er geen geschil meer bestond tussen partijen. De Raad benadrukte dat voor een ontvankelijk hoger beroep vereist is dat er een direct procesbelang is bij de uitspraak. De wens van appellant om duidelijkheid te krijgen over zijn rechtspositie in de toekomst was onvoldoende om het beroep ontvankelijk te achten.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant geen belang had bij een rechterlijke beoordeling van de overwegingen van de korpsbeheerder in het bestreden besluit. De uitspraak van de Raad houdt in dat het hoger beroep niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

08/7205 AW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 8 december 2008, 08/1107 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Korpsbeheerder van de politieregio IJsselland (hierna: korpsbeheerder)
Datum uitspraak: 29 juli 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De korpsbeheerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juli 2010. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. P. Reitsma, advocaat te Nijkerk. De korpsbeheerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.M.N.T. Schrijver, werkzaam bij de politieregio.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 20 februari 2008 heeft de korpsbeheerder appellant op grond van artikel 77, eerste lid, aanhef en onder j, van het Besluit algemene rechtspositie politie met onmiddellijke ingang de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd.
1.2. Bij besluit van 26 juni 2008 (hierna: bestreden besluit) heeft de korpsbeheerder het tegen het besluit van 20 februari 2008 gemaakte bezwaar gegrond verklaard en dat besluit herroepen. Hieraan heeft de korpsbeheerder ten grondslag gelegd dat, nu het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is verklaard in de vervolging van appellant, het in het kader van het strafrecht onrechtmatig verkregen bewijs evenmin toelaatbaar was in de disciplinaire zaak.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een rechtens te honoreren procesbelang.
3.1. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd. Volgens appellant heeft de rechtbank ten onrechte aangenomen dat hij geen procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep.
3.2. De korpsbeheerder heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, overweegt de Raad het volgende.
4.1. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (CRvB 23 augustus 2007, LJN BB2746 en TAR 2008, 26) is voor een ontvankelijk (hoger) beroep vereist dat kan worden gewezen op enig direct tot de rechtsstrijd tussen partijen te herleiden (proces)belang bij een uitspraak. Daartoe volstaat niet de enkele wens van partijen dat de Raad een principiële uitspraak doet, ook met het oog op mogelijk vergelijkbare situaties in de toekomst.
4.2. In hetgeen in hoger beroep is aangevoerd ziet de Raad geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft gegeven.
4.2.1. De Raad stelt vast dat met het herroepen van het ontslagbesluit de wijziging van de rechtspositie van appellant die als rechtsgevolg aan dit besluit was verbonden volledig ongedaan is gemaakt. De korpsbeheerder is aldus volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet gekomen en in zoverre bestaat dan ook geen geschil meer tussen partijen. De wens van appellant tot helderheid over zijn rechtspositie in de toekomst is onvoldoende om, bij gebreke van zo een geschil, een uitspraak van de bestuursrechter te kunnen rechtvaardigen.
4.2.2 De bij de rechtbank voorgedragen beroepsgronden waren onder meer gericht tegen de in het bestreden besluit opgenomen passage, luidende:
“Ik hecht eraan reeds nu op te merken dat een ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in hoger beroep voor mij aanleiding zal zijn het disciplinaire dossier weer te openen. (…)
Verder behoeft het mijns inziens geen betoog dat een eventuele strafrechtelijke veroordeling van u in hoger beroep - gezien uw hoedanigheid van executieve politieambtenaar - niet zonder gevolgen zal blijven voor uw arbeidsverhouding, waarbij ontslag niet uitgesloten is.”
De Raad kan appellant niet volgen in zijn stelling, dat de zojuist aangehaalde passage in het bestreden besluit beschouwd moet worden als een voorbehoud bij dat besluit, waardoor niet gezegd zou kunnen worden dat volledig aan het bezwaar en beroep tegemoet is gekomen. De rechtbank heeft deze passage terecht opgevat als - niet op rechtsgevolg gerichte - informatieverschaffing omtrent (eventuele) toekomstige besluitvorming, wat daarvan overigens ook zij.
4.2.3. Tegen een eventueel toekomstig nadelig besluit zal appellant te zijner tijd langs de normale weg bezwaar en beroep kunnen instellen. Een zodanig besluit betreft evenwel een toekomstige onzekere gebeurtenis en vormt onvoldoende actueel belang om het bij de rechtbank ingestelde beroep ontvankelijk te achten.
4.2.4. Appellant heeft evenmin belang bij een rechterlijke beoordeling van de in het bestreden besluit neergelegde - ten overvloede gegeven - overwegingen van de korpsbeheerder betreffende appellants beroep op het gelijkheidsbeginsel. Anders dan appellant veronderstelt zijn deze overwegingen van de korpsbeheerder niet bindend te achten in het kader van (toekomstige) andere besluitvorming. Het opnemen van deze overwegingen ten overvloede staat er niet aan in de weg dat deze, wanneer zij aan andere besluitvorming ten grondslag worden gelegd, in dat kader kunnen worden aangevochten. De Raad verwijst naar zijn uitspraak van 12 april 2007, LJN BA4276.
4.3. Gelet op het vorenstaande kan het hoger beroep niet slagen. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K. Zeilemaker, in tegenwoordigheid van M. Lammerse als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2010.
(get.) K. Zeilemaker.
(get.) M. Lammerse.
HD
Q