ECLI:NL:CRVB:2010:BN2558
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juli 2010 uitspraak gedaan in het verzet van appellante, die in Marokko woont, tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 10 februari 2010. In die uitspraak werd het hoger beroep van appellante tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam niet-ontvankelijk verklaard, omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Appellante heeft verzet aangetekend, waarbij zij stelde dat het griffierecht vanuit Nederland was overgemaakt. Echter, zij heeft deze bewering niet met bewijsstukken onderbouwd.
Tijdens de zitting op 10 juni 2010 zijn de partijen niet verschenen, wat de behandeling van het verzet niet heeft beïnvloed. De Raad heeft overwogen dat het griffierecht niet is bijgeschreven op de rekening van de Raad of ter griffie is gestort binnen de gestelde termijn. Hierdoor kon niet worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim was. De Raad heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is en heeft geen aanleiding gezien om appellante in de kosten van het verzet te veroordelen.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter T.G.M. Simons en griffier R. Groothuis.