ECLI:NL:CRVB:2010:BN1851

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6483 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring van verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juli 2010 uitspraak gedaan over het verzet van appellante tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen appellante en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zaanstad, naar aanleiding van een uitspraak van de rechtbank Haarlem van 12 oktober 2009. Appellante had hoger beroep ingesteld, maar dit werd door de Raad op 23 februari 2010 niet-ontvankelijk verklaard omdat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. Appellante heeft vervolgens verzet aangetekend tegen deze uitspraak, waarbij zij stelde dat zij het hogerberoepschrift op 10 november 2009 had verzonden.

Tijdens de zitting op 10 juni 2010 heeft appellante verklaard dat zij het hogerberoepschrift in een brievenbus van TNT Post heeft gedeponeerd, maar dat het niet aangetekend was verzonden. De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de keuze voor niet-aangetekende verzending voor risico van de indiener komt. De Raad heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep op 24 november 2009 verstreek, en dat het hogerberoepschrift pas op 27 november 2009 door de Raad is ontvangen. Dit betekent dat de wettelijke voorwaarden voor ontvankelijkheid niet zijn nageleefd.

De Raad heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is, en heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de kosten van het verzet. De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier R. Groothuis, en is openbaar uitgesproken op 7 juli 2010.

Uitspraak

09/6483 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet in verband met het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 12 oktober 2009, 09/2217 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zaanstad (hierna: College)
Datum uitspraak: 7 juli 2010
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en artikel 21 van de Beroepswet van 23 februari 2010 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 23 februari 2010 heeft appellante verzet gedaan.
Bij brief van 9 juni 2010 heeft appellant een nadere verklaring ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juni 2010, waar appellante aanwezig was en het College - met voorafgaand bericht - niet is verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 23 februari 2010 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat 24 november 2009 de laatste dag is waarop tijdig hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak kon worden ingesteld.
Op 27 november 2009 is bij de Raad ontvangen een brief van appellante van 26 november 2009 met de volgende inhoud: “Naar aanleiding van mijn hoger beroep, welk ik u per post heb gestuurd en is gedateerd op 10 november 2009, stuur ik u deze brief. Bijgevoegd vindt u een kopie van bovengenoemde brief. In de betreffende brief, verzocht ik u mij de ontvangst van het hoger beroep schriftelijk te bevestigen. Tot op heden heb ik echter nog niets van u vernomen, hoop dat ik de ontvangstbevestiging spoedig van u mag ontvangen.” Bij de brief was een kopie van een hogerberoepschrift gedateerd 10 november 2009 gevoegd.
Bij brief van 11 december 2009 heeft de Raad appellante gevraagd of het hogerberoepschrift wel of niet bij aangetekende brief is verzonden. Als reactie daarop heeft appellante bij brief van 14 januari 2010 opnieuw een kopie van het hogerberoepschrift aan de Raad gezonden.
Ter zitting heeft appellante verklaard dat zij het hogerberoepschrift op 10 november 2009 in een brievenbus van TNT Post heeft gedeponeerd en dat het hogerberoepschrift - dus - niet aangetekend is verzonden.
De Raad stelt bij zijn beoordeling voorop dat het niet de vraag is of wel of niet geloof wordt gehecht aan de verklaring van appellante dat zij het hogerberoepschrift op 10 november 2009 ter post heeft bezorgd; de Raad heeft op zichzelf ook geen reden om aan die verklaring te twijfelen. De Raad heeft echter slechts te beoordelen of wel of niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om het hoger beroep ontvankelijk te achten.
Op grond van artikel 6:9 van de Awb is een (hoger)beroepschrift tijdig ingediend indien het vóór het verstrijken van de termijn is ontvangen dan wel vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Hieraan is in dit geval niet voldaan.
Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring desondanks achterwege, indien - kort gezegd - de indiener niet kan worden verweten dat de termijn is overschreden. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (en van de andere hoogste bestuursrechters) is daarvan geen sprake als de indiener van het (hoger)beroepschrift heeft gekozen voor niet-aangetekende verzending daarvan. De gevolgen van die keuze komen voor risico van de indiener, in dit geval appellante.
Dit betekent dat de Raad niet anders kan concluderen dan dat het hoger beroep bij de uitspraak van 23 februari 2010 terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
Het verzet is daarom ongegrond.
Voor een veroordeling in de kosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R. Groothuis als griffier, uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2010.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) R. Groothuis.
IJ