ECLI:NL:CRVB:2010:BM9443

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-5261 AOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juni 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant, wonende in Marokko, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 september 2009. De appellant had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 13 januari 2010, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn was bijgeschreven. De zitting voor het verzet vond plaats op 29 april 2010, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) was niet verschenen.

De Raad overwoog dat het griffierecht niet was betaald en dat de appellant niet had kunnen aantonen dat het griffierecht wel degelijk was voldaan. De appellant had in zijn verzetschrift gesteld dat de betaling vanuit Nederland had plaatsgevonden, maar dit werd niet onderbouwd met bewijsstukken. Hierdoor kon de Raad niet oordelen dat de appellant niet in verzuim was geweest.

De Centrale Raad van Beroep verklaarde het verzet ongegrond en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier R. Groothuis, en werd openbaar uitgesproken op 10 juni 2010.

Uitspraak

09/5261 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 september 2009, 08/4356 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb)
Datum uitspraak: 10 juni 2010
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 13 januari 2010 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van 13 januari 2010 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 29 april 2010, waar partijen - de Svb met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 13 januari 2010 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 2 november 2009 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat het griffierecht niet is betaald.
In het verzetschrift heeft appellant aangevoerd dat het griffierecht wèl is betaald en dat dit vanuit Nederland zou zijn gedaan. Appellant heeft dit echter niet met bewijsstukken onderbouwd.
Dit betekent dat het verzet ongegrond dient te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van R. Groothuis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2010.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) R. Groothuis.
AV