ECLI:NL:CRVB:2010:BM9442

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-5557 AOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juni 2010 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 9 februari 2010, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De zaak betreft de betaling van griffierecht, dat door appellant te laat was voldaan. Appellant had aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van miscommunicatie en persoonlijke omstandigheden, waaronder een zware hartoperatie en vergeetachtigheid. Hij stelde dat hij en zijn familie niet op de hoogte waren van de ontvangst van de aangetekende brief van 23 november 2009, waarin de termijn voor betaling was gesteld.

Tijdens de zitting op 29 april 2010 was appellant aanwezig, terwijl de Sociale verzekeringsbank (Svb) niet verscheen. De Raad overwoog dat het griffierecht pas op 13 januari 2010 was ontvangen, wat buiten de gestelde termijn viel. De Raad concludeerde dat de door appellant geschetste feiten en omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat het verzuim hem niet kon worden tegengeworpen. De aangetekende brief was niet door de post teruggezonden, wat erop wijst dat deze op het adres van appellant was ontvangen.

De Raad verklaarde het verzet ongegrond en besloot dat het te laat betaalde griffierecht van € 110,-- aan appellant zou worden terugbetaald. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier R. Groothuis, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

09/5557 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 1 juli 2009, 08/5787 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb)
Datum uitspraak: 10 juni 2010
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 9 februari 2010 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van 9 februari 2010 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting 29 april 2010, waar appellant in persoon is verschenen en de Svb - met voorafgaand bericht - niet is verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 9 februari 2010 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 23 november 2009 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Het griffierecht is op 13 januari 2010, en daarmee buiten de gestelde termijn, ontvangen.
In het verzetschrift heeft appellant aangevoerd dat het griffierecht door “miscommunicatie” te laat is betaald en dat hij door een zware hartoperatie en ernstige vergeetachtigheid niet alert heeft kunnen reageren. Verder heeft appellant betoogd dat noch hij zelf noch familie “heeft getekend voor aanname” van de brief van 23 november 2009.
Ter zitting heeft appellant nog verklaard dat zijn broer, die op hetzelfde adres als appellant woont, geen brieven voor hem aanneemt.
De Raad is van oordeel dat de door appellant geschetste feiten en omstandigheden niet leiden tot de conclusie dat het verzuim aan appellant niet kan worden tegengeworpen. De aangetekend verzonden brief van 23 november 2009 is niet door TNT Post aan de Raad teruggezonden. Daaruit moet worden afgeleid dat die brief op het adres van appellant in ontvangst is genomen. Appellant heeft verder, ook ter zitting, (de ernst van) zijn medische situatie niet onderbouwd.
Dit betekent dat het verzet ongegrond dient te worden verklaard.
Het - te laat - betaalde griffierecht (€ 110,--) zal door de griffier van de Raad aan appellant worden terugbetaald.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van R. Groothuis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2010.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) R. Groothuis.
AV