ECLI:NL:CRVB:2010:BM9442
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juni 2010 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 9 februari 2010, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De zaak betreft de betaling van griffierecht, dat door appellant te laat was voldaan. Appellant had aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van miscommunicatie en persoonlijke omstandigheden, waaronder een zware hartoperatie en vergeetachtigheid. Hij stelde dat hij en zijn familie niet op de hoogte waren van de ontvangst van de aangetekende brief van 23 november 2009, waarin de termijn voor betaling was gesteld.
Tijdens de zitting op 29 april 2010 was appellant aanwezig, terwijl de Sociale verzekeringsbank (Svb) niet verscheen. De Raad overwoog dat het griffierecht pas op 13 januari 2010 was ontvangen, wat buiten de gestelde termijn viel. De Raad concludeerde dat de door appellant geschetste feiten en omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat het verzuim hem niet kon worden tegengeworpen. De aangetekende brief was niet door de post teruggezonden, wat erop wijst dat deze op het adres van appellant was ontvangen.
De Raad verklaarde het verzet ongegrond en besloot dat het te laat betaalde griffierecht van € 110,-- aan appellant zou worden terugbetaald. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier R. Groothuis, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.