ECLI:NL:CRVB:2010:BM9441

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1734 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek om herziening wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft verzoeker, wonende in Marokko, een verzoek om herziening ingediend tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 18 december 2009. De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 juni 2010 uitspraak gedaan in deze herzieningsprocedure. De Raad heeft vastgesteld dat verzoeker niet tijdig het verschuldigde griffierecht van € 110,-- heeft betaald. Verzoeker is herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, zowel per brief op 2 april 2010 als per aangetekende brief op 3 mei 2010. In deze laatste brief werd verzoeker erop gewezen dat overschrijding van de termijn voor betaling zou kunnen leiden tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek.

De Raad heeft geconcludeerd dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is voldaan en dat er geen reden is om aan te nemen dat verzoeker niet in verzuim is geweest. Hierdoor heeft de Raad het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder verder onderzoek te doen. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, met T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 23 juni 2010. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

10/1734 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:54 in verbinding met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[verzoeker], wonende te Marokko (hierna: verzoeker),
van de uitspraak van de Raad van 18 december 2009, 09/114
in het geding tussen:
verzoeker
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank.
Datum uitspraak: 23 juni 2010
I. PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft een verzoek om herziening ingediend tegen de uitspraak van de Raad.
II. OVERWEGINGEN
In artikel 22, eerste lid, van de Beroepswet is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 22, zevende lid, van de Beroepswet zijn de leden 1 tot en met 6 van dit artikel van overeenkomstige toepassing op een verzoek om herziening.
Bij brief van 2 april 2010 is verzoeker erop gewezen dat een griffierecht van € 110,-- is verschuldigd, en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken dient te zijn voldaan, bij voorkeur door middel van de aangehechte acceptgirokaart.
Bij aangetekende brief van 3 mei 2010 is verzoeker nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de Centrale Raad van Beroep dan wel ter griffie dient te zijn gestort. Daarbij is erop gewezen dat overschrijding van die termijn kan leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het verzoek.
De Raad stelt vast dat het griffierecht niet binnen de termijn is betaald.
Nu op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat verzoeker niet in verzuim is geweest, acht de Raad het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2010.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) T. Hemelrijk-van den Oudenalder.
Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van dit afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.
JL