ECLI:NL:CRVB:2010:BM7304

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-6658 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.A.A.G. Vermeulen
  • J.Th. Wolleswinkel
  • W.H. Bel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de functieplaatsing van een administratief rechercheur binnen de Regionale Recherche Dienst

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die haar beroep tegen het besluit van de korpsbeheerder ongegrond had verklaard. Appellante was werkzaam als administratief medewerker bij de Regionale Recherche Dienst (RRD) en was in het kader van het Inrichtingsplan van de RRD geplaatst in de functie van administratief rechercheur A, ingedeeld in schaal 5. Appellante verzocht om plaatsing in de functie administratief rechercheur B, schaal 6, en maakte bezwaar tegen de beslissing van de korpsbeheerder die haar verzoek afwees. De rechtbank oordeelde dat appellante incidenteel werkzaamheden had verricht die tot de taken van de functie administratief rechercheur B behoren, maar dat deze werkzaamheden niet structureel aan haar waren opgedragen of een substantieel onderdeel van haar werkzaamheden uitmaakten.

In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat haar werkzaamheden niet substantieel en structureel waren. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante en de korpsbeheerder in overweging genomen. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de werkzaamheden van appellante niet substantieel waren en dat de functies administratief rechercheur A en B voor een groot deel overeenkomen. De Raad bevestigde dat de incidentele werkzaamheden van appellante niet voldoende waren om haar in te delen in de functie administratief rechercheur B.

De Raad oordeelde dat de korpsbeheerder terecht had gesteld dat appellante, gezien haar eerdere beoordelingen en de aard van de werkzaamheden, niet in aanmerking kwam voor de functie administratief rechercheur B. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werden geen termen gezien voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 27 mei 2010.

Uitspraak

08/6658 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te Rotterdam, (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 oktober 2008, 08/342 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Korpsbeheerder van de politieregio Rotterdam-Rijnmond (hierna: korpsbeheerder)
Datum uitspraak: 27 mei 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De korpsbeheerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2010. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. N.D. Dane, advocaat te Woerden. De korpsbeheerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.H.E. van Veeren, M.C. Oeloff en M. de Vette, allen werkzaam bij de politieregio Rotterdam-Rijnmond (hierna: politieregio).
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante was werkzaam als administratief medewerker bij de Regionale Recherche Dienst (hierna: RRD) van de politieregio. Bij besluit van 8 januari 2007 is appellante in het kader van het Inrichtingsplan van de RRD geplaatst in de functie administratief rechercheur A, een functie die is ingedeeld in schaal 5. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen die plaatsing en verzocht haar te plaatsen in de functie administratief rechercheur B, schaal 6. De korpsbeheerder heeft het bezwaar bij besluit van 12 december 2007 (hierna: bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat appellante weliswaar incidenteel werkzaamheden heeft verricht die behoren tot de functie administratief rechercheur B, maar dat daaruit niet de conclusie kan worden getrokken dat zij substantieel belast is geweest met die werkzaamheden, noch dat sprake is geweest van het structureel opdragen van werkzaamheden die behoren tot de functie administratief rechercheur B.
3. In hoger beroep heeft appellante zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de werkzaamheden die zij heeft verricht op het niveau van administratief rechercheur B, niet structureel en substantieel hebben plaatsgevonden.
4. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, overweegt de Raad het volgende.
4.1. De Raad kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen die zij daaraan ten grondslag heeft gelegd.
4.2. De Raad heeft daarbij op basis van de functiebeschrijvingen en de takenmatrix vastgesteld dat de werkzaamheden van de functies administratief rechercheur A en administratief rechercheur B voor een groot deel overeenkomen. De functies bevatten een tiental overeenkomstige taken, daarnaast kent de functie administratief rechercheur B nog zes als zwaarder te kwalificeren taken waarvan één in lichtere vorm terugkomt in de functie administratief rechercheur A.
4.3. Ter zitting van de Raad heeft de korpsbeheerder nog benadrukt dat appellante in 2005, als gevolg van de onvoldoende beoordelingen die in 2003 en 2005 over haar functioneren als administratief medewerker zijn opgemaakt, tijdelijk in afwachting van een plaatsing elders is geplaatst op het project Klipdas, zijnde een overzichtelijk langlopend project dat inmiddels in een rustig vaarwater was gekomen en waarin appellante voornamelijk kortcyclisch administratief ondersteunend werk moest verrichten. In dat licht bezien past een plaatsing in de functie administratief rechercheur B volgens de korpsbeheerder niet.
4.4. In navolging van de rechtbank kan de Raad met inachtneming van de takenmatrix slechts vaststellen dat appellante incidenteel werkzaamheden heeft verricht die tot de taken van de functie administratief rechercheur B behoren, maar dat daarvan niet kan worden gezegd dat deze werkzaamheden structureel aan haar waren opgedragen of een substantieel onderdeel van haar werkzaamheden uitmaakten.
4.5. De Raad volgt daarbij de zienswijze van de korpsbeheerder, dat de omstandigheid dat appellante bij een doorzoeking in het project Klipdas door afwezigheid van de projectleider en zijn vervanger werkzaamheden heeft verricht op het niveau van de functie administratief rechercheur B, niet anders kan worden gezien dan als van incidenteel karakter. Dit geldt ook voor het eenmalig opmaken van een proces-verbaal van een verdachte, zijnde een taak die behoort tot de functie administratief rechercheur B, en voor de werkzaamheden waarvan appellante op 9 februari 2007 een opsomming heeft opgesteld, welke zoals de korpsbeheerder overtuigend heeft gesteld, grotendeels werkzaamheden zijn die behoren tot de functie administratief rechercheur A. Van slechts enkele werkzaamheden kan worden gezegd dat zij op het niveau van de functie administratief rechercheur B liggen.
4.6. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft appellante verwezen naar een e-mail van officier van justitie Van der Heem-Wagemakers van 22 november 2005. De Raad heeft vastgesteld dat in deze e-mail weliswaar lovende bewoordingen staan over het functioneren van appellante, maar van de genoemde werkzaamheden kan naar het oordeel van de Raad niet worden gezegd dat die boven de taken van de functie administratief rechercheur A uitstijgen.
5. Gelet op het vorenoverwogene moet de aangevallen uitspraak worden bevestigd.
6. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en J.Th. Wolleswinkel en W.H. Bel als leden, in tegenwoordigheid van M. Lammerse als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2010.
(get.) H.A.A.G. Vermeulen.
(get.) M. Lammerse.
HD