ECLI:NL:CRVB:2010:BM7265

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/412 AW + 09/456 AW + 09/457 AW + 09/458 AW + 09/ 460 AW + 09/462 AW + 09/484 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.A.A.G. Vermeulen
  • J.Th. Wolleswinkel
  • W.H. Bel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluiten inzake dienstjaren voor ambulancepersoneel en overgangsrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 mei 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van het aantal dienstjaren dat appellanten hebben gewerkt in de functie van ambulancechauffeur. De appellanten, werkzaam bij de Regionale Ambulance Dienst Hollands Midden, hebben hoger beroep ingesteld tegen eerdere uitspraken van de rechtbank ’s-Gravenhage, die hun beroepen tegen besluiten van het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden ongegrond had verklaard. De besluiten betroffen de vaststelling van het aantal jaren dat de appellanten in een bezwarende functie hadden gewerkt, in het kader van het overgangsrecht dat van toepassing is na de afschaffing van het functioneel leeftijdsontslag (FLO).

De Raad heeft vastgesteld dat het dagelijks bestuur een onjuiste uitleg heeft gegeven aan de begripsomschrijving 'dienstjaren voor ambulance personeel'. Het overgangsrecht, zoals vastgelegd in hoofdstuk 9b van de Arbeidsvoorwaardenregeling (AVR), is van toepassing op ambtenaren die werkzaam zijn bij een beroepsbrandweerkorps of bij een ambulancedienst. De Raad oordeelt dat er geen onderscheid gemaakt mag worden tussen functies bij de brandweer en bij de ambulancedienst. Dit betekent dat de jaren die appellanten in een bezwarende functie hebben gewerkt, ongeacht of dit bij de brandweer of de ambulancedienst was, moeten worden meegeteld voor de bepaling van hun dienstjaren.

De Raad heeft de bestreden besluiten vernietigd en het dagelijks bestuur opgedragen om nieuwe beslissingen op bezwaar te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens is het dagelijks bestuur veroordeeld in de proceskosten van de appellanten. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte toepassing van het overgangsrecht en de gelijke behandeling van ambtenaren in vergelijkbare functies.

Uitspraak

09/412 AW, 09/456 AW, 09/457 AW, 09/458 AW, 09/ 460 AW, 09/462 AW en 09/484 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op de hoger beroepen van:
[Appellant 1], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant 1)
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 8 december 2008, 08/849 (hierna: aangevallen uitspraak 1)
[Appellant 2], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant 2)
[Appellant 3], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant 3)
[Appellant 4], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant 4)
[Appellant 5], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant 5)
[Appellant 6], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant 6)
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 8 december 2008, 08/834, 08/836, 08/838, 08/842 en 08/847 (hierna: aangevallen uitspraak 2)
[Appellant 7], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant 7)
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 8 december 2008, 08/845 (hierna: aangevallen uitspraak 3),
in de gedingen tussen:
appellanten
en
het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden (hierna: dagelijks bestuur)
Datum uitspraak: 27 mei 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellanten hebben hoger beroepen ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met een soortgelijk geding, plaatsgevonden op 22 april 2010. Appellanten 1, 2, 5, 6 en 7 zijn verschenen. Appellanten 1, 5 en 6 hebben zich laten bijstaan door mr. E.C. Helmink-van Oudheusden, advocaat te ’s-Gravenhage; appellant 2 heeft zich laten bijstaan door mr. K. ten Broek, werkzaam bij ABVAKABO FNV die tevens optrad als gemachtigde van appellanten 3 en 4; en appellant 7 heeft zich laten bijstaan door mr. M. Koolhoven, werkzaam bij DAS rechtsbijstand. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.R. Hoendermis, juridisch adviseur, alsmede door P. Haasbeek, J.P. Happel en L. Smallegange, allen werkzaam bij de Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden (hierna: RDOG HM).
Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst; thans wordt in de onderhavige zaken afzonderlijk uitspraak gedaan.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellanten zijn allen werkzaam als ambulancechauffeur bij de Regionale Ambulance Dienst Hollands Midden, zijnde een sector van de RDOG HM. Bij het vervullen van deze functie bestond tot en met 31 december 2005 uitzicht op functioneel leeftijdsontslag (hierna: FLO) bij het bereiken van de 55-jarige leeftijd.
1.2. In de CAO sector gemeente 2005-2007 is overeengekomen het FLO per 1 januari 2006 af te schaffen en een nieuw stelsel voor werknemers in bezwarende functies in te voeren. Daarbij is voor personeel dat op het moment van het vervallen van het FLO werkzaam was in een functie die aanspraak gaf op FLO, overgangsrecht afgesproken. De uitwerking hiervan is voor appellanten neergelegd in hoofdstuk 9b van de Arbeidsvoorwaardenregeling RDOG HM (AVR).
1.3. Ingevolge artikel 9b:1, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de AVR is dit hoofdstuk van toepassing op de ambtenaar die op 31 december 2005 werkzaam was bij een gemeentelijk beroepsbrandweerkorps of bij een gemeentelijke ambulancedienst en op die datum een betrekking vervulde waarvoor leeftijdsgrenzen zijn bepaald. In artikel 9b:3 is bepaald dat die paragraaf van toepassing is op de ambtenaar die is geboren na 1949 en die op 1 januari 2006 20 dienstjaren of meer had in een bezwarende functie. Voorts is in artikel 9b:23 bepaald dat die paragraaf van toepassing is op de ambtenaar die is geboren na 1949 en die op 1 januari minder dan 20 dienstjaren had in een bezwarende functie. Volgens artikel 9b:2 wordt onder “dienstjaren voor brandweerpersoneel” verstaan: de jaren in dienst van een gemeentelijk beroepsbrandweerkorps, de jaren werkzaam als buschauffeur of trambestuurder bij het stadsvervoer, mits dit een functie was die op dat moment recht gaf op functioneel leeftijdsontslag en de jaren als vrijwilliger bij de brandweer mits het om jaren gaat waarin men daadwerkelijk en regelmatig in de uitruk is ingezet en men niet tegelijkertijd een aanstelling had als beroepsbrandweer. Bij twijfel over het aantal dienstjaren als vrijwilliger dient de ambtenaar aannemelijk te maken hoeveel jaren hij als vrijwilliger is ingezet.
Onder “dienstjaren voor ambulancepersoneel” wordt in artikel 9b:2 verstaan: de jaren werkzaam bij een gemeentelijke ambulancedienst, de jaren werkzaam bij een ambulancedienst van een ziekenhuis of bij een ambulancedienst in de particuliere sector en de jaren werkzaam als buschauffeur of trambestuurder bij het stadsvervoer mits dit een functie was die op dat moment recht gaf op functioneel leeftijdsontslag.
1.4. Bij besluiten van 13 februari 2007 heeft het dagelijks bestuur aan elke appellant afzonderlijk kenbaar gemaakt hoeveel jaren hij of zij op 1 januari 2006 in de bezwarende functie van ambulancechauffeur had gewerkt. Dit aantal varieerde van 0 tot 17 jaren. Bij de bestreden besluiten van 10 december 2007 heeft het dagelijks bestuur de besluiten van 13 februari 2007 na door appellanten gemaakte bezwaren gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraken de beroepen van appellanten tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard.
3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, overweegt de Raad het volgende.
3.1. Tussen partijen is niet in geding en ook voor de Raad staat vast dat de functie van ambulancechauffeur waarin alle appellanten op 1 januari 2006 werkzaam waren, een bezwarende functie betreft als omschreven in artikel 9b:2 van de AVR en dat de jaren die zij daarin hebben gewerkt voor de toepassing van artikel 9b:3 of artikel 9b:23 als dienstjaren moeten worden aangemerkt. Verder staat vast dat alle appellanten in eerdere jaren in een bezwarende functie bij de brandweer werkzaam waren. Naar de mening van het dagelijks bestuur mogen de jaren waarin appellanten in die functies werkten echter niet worden meegeteld bij de bepaling van het aantal voor hen geldende dienstjaren in de zin van de artikelen 9b:3 en 9b:23. Daartoe heeft het dagelijks bestuur gewezen op de omschrijving van het begrip “dienstjaren voor ambulancepersoneel” in artikel 9b:2, welke omschrijving hier zijns inziens beslissend is. Appellanten zijn van opvatting dat het dagelijks bestuur aldus een onjuiste uitleg geeft aan deze begripsomschrijving dan wel de strekking daarvan miskent.
3.2. De Raad overweegt dat het overgangsrecht van hoofdstuk 9b van de AVR blijkens artikel 9b, eerste lid, van deze regeling betrekking heeft op ambtenaren die werkzaam zijn bij een beroepsbrandweerkorps of bij een ambulancedienst. Blijkens de artikelen 9b:3 en 9b:23 is het antwoord op de vraag welk overgangsrecht van toepassing is afhankelijk van het aantal jaren waarin de betrokken ambtenaar in een bezwarende functie heeft gewerkt. Hierbij wordt geen enkel onderscheid gemaakt tussen functies bij de brandweer dan wel bij de ambulancedienst. Ook in de toelichting bij de AVR is geen sprake van een dergelijk onderscheid. Naar het oordeel van de Raad ligt het maken van zo’n onderscheid ook allerminst voor de hand nu redelijkerwijs aan te nemen valt dat bedoeld is het verschil in overgangsrecht afhankelijk te maken van het aantal jaren dat in enige bezwarende functie, hetzij bij de brandweer hetzij bij de ambulancedienst, is gewerkt. De begripsomschrij-vingen van de dienstjaren voor brandweerpersoneel, respectievelijk die voor ambulance-personeel in artikel 9b:2 strekken er kennelijk toe te bepalen welke functies precies tot deze beide categorieën zijn te rekenen. Het standpunt van het dagelijks bestuur over de betekenis van deze omschrijvingen moet dus worden verworpen. Daarnaast merkt de Raad nog op dat de stelling van het dagelijks bestuur dat de woorden “een bezwarende functie” in artikel 9b:3 zien op de functie die op 1 januari 2006 werd uitgeoefend, zich niet verdraagt met het feit dat in elk van beide meergenoemde omschrijvingen van dienstjaren in artikel 9b:2 meerdere afzonderlijke functies zijn vermeld, die kennelijk alle voor de bepaling van het totaal aantal dienstjaren moeten worden meegenomen.
3.3. Hieruit volgt dat de bestreden besluiten niet op een deugdelijke motivering berusten en in strijd zijn met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De aangevallen uitspraken en de bestreden besluiten moeten daarom worden vernietigd.
4. In het vorenstaande vindt de Raad aanleiding het dagelijks bestuur op grond van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten van appellanten. Deze kosten worden wat betreft de in eerste aanleg verleende rechtsbijstand begroot op € 644,- voor appellant 1, op € 966,- voor appellanten 2 tot en met 6 gezamenlijk en op 644,- voor appellant 7. Wat betreft de in hoger beroep verleende rechtsbijstand worden de kosten begroot op een bedrag van € 644,- voor elk van de appellanten 1 tot en met 7.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraken;
Verklaart de beroepen tegen de bestreden besluiten gegrond en vernietigt deze besluiten;
Draagt het dagelijks bestuur op nieuwe beslissingen op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak van de Raad;
Veroordeelt het dagelijks bestuur in de proceskosten van appellanten als hiervoor onder 4 vermeld;
Bepaalt dat het dagelijks bestuur aan appellanten de door elk van hen betaalde griffierechten van in totaal € 359,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en J.Th. Wolleswinkel en W.H. Bel als leden, in tegenwoordigheid van M. Lammerse als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2010.
(get.) H.A.A.G. Vermeulen.
(get.) M. Lammerse.
HD