ECLI:NL:CRVB:2010:BM7215

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-3079 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake vergoeding voor medische fitness

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 mei 2010 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 11 december 2008. Verzoeker, die een vergoeding voor medische fitness had aangevraagd, verzocht om herziening op basis van nieuwe feiten die hij naar voren bracht. Het verzoek werd ingediend op 31 mei 2009, maar de Raad oordeelde dat de aangevoerde feiten niet voldeden aan de cumulatieve voorwaarden van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad stelde vast dat de fitnessactiviteit van verzoeker tijdelijk plaatsvond in een sportcentrum, wat een toevallige omstandigheid was, aangezien het gezondheidscentrum verbouwd werd. Dit feit had verzoeker echter al vóór de eerdere uitspraak bekend kunnen zijn, waardoor het verzoek om herziening niet kon worden ingewilligd. De Raad concludeerde dat het verzoek om herziening niet op basis van reeds bekende gegevens een hernieuwde discussie kon voeren. De Raad wees het verzoek om herziening af en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

09/3079 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[Verzoeker], wonende te [woonplaats], (hierna: verzoeker),
van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 11 december 2008, 08/535 WUBO,
in het geding tussen:
verzoeker
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 20 mei 2010
I. PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft bij brief van 31 mei 2009 verzocht om herziening van bovenvermelde uitspraak.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2010. Daar is verzoeker verschenen en heeft verweerster zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in samenhang met artikel 17 van de Beroepswet, kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
1.2. Het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening is niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen.
Bij bovenvermelde uitspraak is een beroep van verzoeker tegen een afwijzing van een vergoeding voor medische fitness ongegrond verklaard.
1.3. Verzoeker heeft desgevraagd als novum aangegeven dat de fitness ten tijde van zijn aanvraag tijdelijk plaatsvond in een sportcentrum, dat voor iedereen toegankelijk was. Dit was echter een toevallige omstandigheid omdat het gezondheidscentrum verbouwd werd. Normaal vindt medische fitness plaats in het gezondheidscentrum. Verzoeker wist dit niet bij de behandeling van het beroep destijds. Hiermee wordt echter niet voldaan aan de drie in artikel 8:88 van de Awb omschreven cumulatieve voorwaarden. De Raad ziet niet in dat dit feit niet al vóór de uitspraak van de Raad aan verzoeker bekend had kunnen zijn. De Raad komt dan niet toe aan de vraag of dit feit, indien dit eerder bekend was geweest bij de Raad, tot een andere uitspraak zou hebben kunnen leiden.
1.4. Van al hetgeen verzoeker overigens naar voren heeft gebracht moet de Raad vaststellen dat met het onderhavige verzoek is beoogd op basis van reeds bekende gegevens een - bij het rechtsmiddel van herziening niet passende - hernieuwde discussie te voeren.
2. Het voorgaande betekent dat het verzoek om herziening dient te worden afgewezen.
3. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en H.R. Geerling-Brouwer als leden, in tegenwoordigheid van M. Lammerse als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2010.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) M. Lammerse.
HD