ECLI:NL:CRVB:2010:BM7205
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Beuker-Tilstra
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing erkenning als burger-oorlogsslachtoffer onder de Wubo
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1939 in het voormalige Nederlands-Indië, een aanvraag ingediend om erkend te worden als burger-oorlogsslachtoffer volgens de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). De aanvraag werd afgewezen door de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, en deze afwijzing werd gehandhaafd in het bestreden besluit. Appellante heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij stelde dat haar vlucht tijdens de Japanse bezetting en de Bersiap-periode onder levensbedreigende omstandigheden heeft plaatsgevonden.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 20 mei 2010 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 15 april 2010 is appellante vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. J.C.M. van Berkel. De verweerster, de Pensioen- en Uitkeringsraad, heeft haar standpunt verdedigd dat niet is aangetoond dat appellante direct betrokken was bij levensbedreigende situaties tijdens haar vlucht. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de vlucht van appellante niet kan worden aangemerkt als een calamiteit zoals bedoeld in de Wubo.
De Raad heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat appellante tijdens de Japanse bezetting of de Bersiap-periode daadwerkelijk beschietingen of bombardementen heeft meegemaakt. De vlucht van haar moeder met de kinderen naar het kamp Tjihapit werd als begrijpelijk beschouwd, maar niet als een situatie die onder de Wubo valt. De Raad heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.