ECLI:NL:CRVB:2010:BM7198

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-4709 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van uitspraak inzake WUV zonder nieuwe feiten of omstandigheden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 mei 2010 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 2 april 2009. Verzoeker, woonachtig in de Verenigde Staten, had verzocht om herziening van de uitspraak die betrekking had op de Wet uitkeringen vervolgde slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog (WUV). De Raad heeft vastgesteld dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die voldoen aan de cumulatieve voorwaarden zoals beschreven in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tijdens de zitting op 8 april 2010 was verzoeker niet aanwezig, terwijl de verweerster, de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, zich liet vertegenwoordigen door mr. A. den Held.

De Raad overweegt dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, tenzij er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. Verzoeker heeft in zijn verzoek verwezen naar zijn ontberingen en vernederingen tijdens de oorlogsjaren in het voormalige Nederlands-Indië, maar de Raad concludeert dat deze informatie niet kan worden aangemerkt als nieuw feit in de zin van de Awb. De Raad wijst het verzoek om herziening af, omdat verzoeker met zijn verzoek enkel een hernieuwde discussie wilde voeren op basis van reeds bekende gegevens.

De Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht om proceskosten te vergoeden, zoals bedoeld in artikel 8:75 van de Awb. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

09/4709 WUV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[Verzoeker], wonende te [woonplaats], U.S.A. (hierna: verzoeker),
van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 april 2009, nummer 08/363 WUV
in het geding tussen:
verzoeker
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 20 mei 2010
I. PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van bovenvermelde uitspraak, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2010. Verzoeker is daar niet verschenen en verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. den Held, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in samenhang met artikel 17 van de Beroepswet, kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en,
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden kunnen leiden.
1.2. Het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening is volgens vaste rechtspraak niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen.
2. In hetgeen verzoeker bij het verzoek om herziening heeft aangevoerd heeft de Raad geen feiten of omstandigheden kunnen ontdekken die voldoen aan de drie in artikel 8:88 van de Awb omschreven cumulatieve voorwaarden. De Raad moet dan ook vaststellen dat door verzoeker met het onderhavige verzoek is beoogd op basis van reeds bekende gegevens een - bij het rechtsmiddel van herziening niet passende - hernieuwde discussie te voeren.
2.1. Met betrekking tot de verwijzing van verzoeker naar de door hem ondergane ontberingen en vernederingen tijdens de oorlogsjaren in het voormalige Nederlands-Indië en de naar zijn oordeel daarmee verbandhoudende medische klachten, merkt de Raad op dat verzoeker hiermee niets toevoegt aan de gegevens omtrent de gestelde vrijheidsberoving zodat een en ander al om die reden niet kan worden aangemerkt als een nieuw feit in de zin van artikel 8:88 van de Awb.
3. Het voorgaande leidt de Raad tot de slotsom dat het verzoek om herziening dient te worden afgewezen.
4. De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en H.L.C. Hermans als leden, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2010.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) P.W.J. Hospel.
HD