ECLI:NL:CRVB:2010:BM7035
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Beuker-Tilstra
- G.L.M.J. Stevens
- H.L.C. Hermans
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om als vervolgde in de zin van de Wuv in aanmerking te worden gebracht voor een periodieke uitkering
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1939, een aanvraag ingediend bij de Pensioen- en Uitkeringsraad om als vervolgde in de zin van de Wet uitkering vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) in aanmerking te komen voor een periodieke uitkering. Appellant stelt dat hij tijdens de Japanse bezetting van het voormalige Nederlands-Indië vrijheidsberoving heeft ondergaan in Miei op Nieuw-Guinea. De aanvraag is echter afgewezen, omdat niet is aangetoond of aannemelijk gemaakt dat appellant vervolging in de zin van de Wuv heeft ondergaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 20 mei 2010 uitspraak gedaan in deze zaak. De Raad heeft vastgesteld dat de verklaringen van de zusters en broer van appellant geen melding maken van een internering, wat cruciaal is voor de beoordeling van de aanvraag. Bovendien blijkt uit de beschikbare gegevens dat er in het dorp Miei geen interneringssituatie heeft plaatsgevonden. De Raad concludeert dat de bewegingsvrijheid van appellant tijdens de Japanse bezetting niet in overeenstemming is met de definitie van vervolging zoals vastgelegd in de Wuv.
De Raad heeft de vraag of het bestreden besluit in rechte kan standhouden bevestigend beantwoord, waardoor het beroep van appellant ongegrond is verklaard. Tevens zijn er geen termen aanwezig om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en H.L.C. Hermans als leden, in aanwezigheid van griffier P.W.J. Hospel.