ECLI:NL:CRVB:2010:BM7028
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering kinderbijslag op basis van het begrip huishouden en verblijfseisen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die kinderbijslag had aangevraagd op grond van de Algemene kinderbijslagwet (AKW). De appellant, van Irakese origine en sinds 1995 woonachtig in Nederland, had kinderbijslag aangevraagd voor zijn kinderen die in Polen verbleven bij zijn echtgenote. De Sociale verzekeringsbank (Svb) weigerde de aanvraag, omdat de appellant niet had aangetoond dat hij zijn kinderen in belangrijke mate onderhoudt en niet gedurende ten minste drie maanden per jaar bij zijn gezin in Polen verbleef.
De rechtbank had eerder de weigering van de Svb bevestigd, en in hoger beroep herhaalde de Svb de motivering van het besluit op bezwaar. De Raad overwoog dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij gedurende de referteperiode bij zijn gezin in Polen had verbleven. De Raad stelde vast dat het feit dat de appellant een bijstandsuitkering ontving, erop wijst dat hij niet langer dan vier weken per jaar buiten Nederland verbleef, wat in strijd is met de eisen voor het vormen van een huishouden met zijn gezin.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant niet in aanmerking kwam voor kinderbijslag over de in geschil zijnde kwartalen, omdat hij niet had aangetoond dat hij zijn kinderen in belangrijke mate had onderhouden. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van een huishouden en de verblijfseisen voor het verkrijgen van kinderbijslag onder de AKW.