ECLI:NL:CRVB:2010:BM6642
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAJONG-uitkering op basis van onvoldoende medische grondslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juni 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank ’s-Gravenhage. Appellante had een WAJONG-uitkering aangevraagd, welke aanvraag door het Uwv was afgewezen op de grond dat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 25% bedroeg. De rechtbank had het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Appellante stelde dat zij medisch meer beperkt was dan door het Uwv en de rechtbank was aangenomen, en voerde medische verklaringen aan ter ondersteuning van haar standpunt.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de G-signaleringen in de voorgehouden functies niet adequaat waren gemotiveerd in het oorspronkelijke besluit, maar dat de bezwaararbeidsdeskundige in zijn rapport voldoende toelichting had gegeven op deze signaleringen. De Raad concludeerde dat appellante in staat was de aan haar voorgehouden functies te vervullen, en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van het verzekeringsgeneeskundige oordeel. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze was aangevochten, en oordeelde dat er geen proceskostenveroordeling nodig was.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling bij aanvragen voor een WAJONG-uitkering en de noodzaak voor een duidelijke motivering van de G-signaleringen. De Raad concludeerde dat de medische stukken onvoldoende aanknopingspunten boden om te twijfelen aan de eerdere oordelen van de verzekeringsartsen, en dat de aanvraag van appellante niet voor inwilliging in aanmerking kwam.