ECLI:NL:CRVB:2010:BM5938

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-3074 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening kinderbijslag en niet-ontvankelijkheid bezwaar door termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem. Appellant had bezwaar ingediend tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) dat de eerder toegekende kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) herzien had. De Svb had appellant een bedrag van € 4.485,84 teruggevorderd en hem meegedeeld dat hij dit bedrag in termijnen moest terugbetalen. Appellant stelde dat zijn bezwaar tegen de herziening van de kinderbijslag ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard vanwege termijnoverschrijding. Hij voerde aan dat de besluiten van de Svb niet aangetekend waren verzonden, waardoor de ingangsdatum van de bezwaartermijn niet correct was vastgesteld.

De Raad overwoog dat appellant erkende dat de besluiten op het opgegeven correspondentie-adres waren ontvangen. De Raad concludeerde dat de besluiten op de juiste wijze waren verzonden en dat de bezwaartermijn was aangevangen op de dag na de verzending. Appellant had niet aangetoond dat de besluiten pas kort voor zijn bezwaar waren ontvangen, en de Raad oordeelde dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De Svb had het bezwaar van appellant terecht niet-ontvankelijk verklaard, en het hoger beroep van appellant werd afgewezen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

09/3074 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 27 april 2009, 08/5074 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 12 mei 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.G.M. Frerix, advocaat te Ede, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2010. Appellant is daarbij verschenen, bijgestaan door mr. Frerix, voornoemd. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.A.J. Groenendaal.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 12 maart 2008 heeft de Svb de eerder ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) over het eerste kwartaal van 2003 tot en met het tweede kwartaal van 2007 aan appellant toegekende kinderbijslag herzien. In verband daarmee heeft de Svb bij besluit van eveneens 12 maart 2008 een bedrag van € 4.485,84 van appellant teruggevorderd en is appellant bij besluit van 8 mei 2008 meegedeeld dat hij het te veel uitbetaalde bedrag in twaalf maandelijkse termijnen van € 373,82 aan de Svb moet terugbetalen.
1.2. Bij besluit van 2 oktober 2008 (hierna: besluit op bezwaar) heeft de Svb het op 6 augustus 2008 ingediende bezwaar van appellant tegen voornoemde primaire besluiten niet-ontvankelijk verklaard op grond van - kort gezegd - niet-verschoonbare termijnoverschrijdingen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit op bezwaar ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep het standpunt ingenomen dat zijn beroep bij de aangevallen uitspraak ten onrechte ongegrond is verklaard, omdat zijn bezwaar bij het besluit op bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Aangevoerd is daartoe dat de primaire besluiten van 12 maart 2008 en 8 mei 2008 niet aangetekend via TNT Post zijn verzonden. Naar de mening van appellant volgt daaruit dat 13 maart 2008 en 9 mei 2008 niet als ingangsdatum van de bezwaartermijn hebben te gelden. In dit verband is verwezen naar de uitspraak van de Raad van 28 mei 2004, LJN AP1559. Verder heeft appellant zich op het standpunt gesteld dat als er al sprake is van een termijnoverschrijding, deze overschrijding verschoonbaar is.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Appellant heeft erkend dat de besluiten van 12 maart 2008 en 8 mei 2008 zijn ontvangen op het aan de Svb opgegeven correspondentie-adres. Daar moet naar het oordeel van de Raad uit worden afgeleid dat die besluiten door de Svb op achtereenvolgens 12 maart 2008 en 8 mei 2008 zijn verzonden en dat de bezwaartermijn is aangevangen met ingang van de dag na die waarop de betreffende besluiten ter post zijn bezorgd. Het beroep dat appellant heeft gedaan op de uitspraak van de Raad van 28 mei 2004, LJN AP1559, faalt. Die uitspraak heeft namelijk - anders dan de onderhavige uitspraak - betrekking op een zaak waarin de ontvangst van het aangevochten besluit op het opgegeven correspondentie-adres wèl is ontkend.
4.3. Verder overweegt de Raad dat appellant niet heeft aangetoond of aannemelijk gemaakt dat de primaire besluiten van 12 maart 2008 en 8 mei 2008 om welke reden dan ook pas kort voor 6 augustus 2008 zijn ontvangen op het door hem aan de Svb opgegeven correspondentie-adres en dat appellant (dus) redelijkerwijs niet binnen de bezwaartermijn een (voorlopig) bezwaarschrift had kunnen indienen. De Raad gaat er daarom van uit dat in wat appellant heeft aangevoerd geen grond gelegen is voor het oordeel dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht.
Aan het voorgaande kan niet afdoen dat de primaire besluiten van 12 maart 2008 en 8 mei 2008 wellicht pas in augustus 2008, toen appellant in Nederland teruggekeerde na een langdurig verblijf in Italië, aan appellant persoonlijk ter hand zijn gesteld. Appellant was immers ook zelf verantwoordelijk voor een adequate verwerking van aan hem geadresseerde post gedurende zijn afwezigheid aan het door hem opgegeven correspondentie-adres.
4.4. De Svb heeft het bezwaar van appellant tegen de besluiten van 12 maart 2008 en 8 mei 2008 terecht niet-ontvankelijk verklaard. Daarom slaagt het hoger beroep van appellant niet en moet de aangevallen uitspraak worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2010.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) E. Heemsbergen.
TM