ECLI:NL:CRVB:2010:BM5827
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar wegens termijnoverschrijding in sociale zekerheidsrecht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Assen, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ongegrond werd verklaard. Het betreft een verzoek van appellant om bij de berekening van zijn aanvullende beurs het inkomen van zijn vader buiten beschouwing te laten. Dit verzoek werd door de Minister afgewezen omdat de gevraagde bewijsstukken niet waren ontvangen en de bij het verzoek meegezonden stukken onvoldoende waren.
Appellant heeft zijn verzoek via zijn moeder ingediend, maar de Minister verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk vanwege niet verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelde dat de stelling van de gemachtigde van appellant, dat hij het primaire besluit niet had ontvangen, onvoldoende was om aan te nemen dat er sprake was van verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding.
In hoger beroep herhaalde appellant de eerder aangevoerde gronden, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar te herzien en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De uitspraak werd gedaan door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 21 mei 2010.