ECLI:NL:CRVB:2010:BM5631

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-6787 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van WGA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin het beroep tegen het besluit van het Uwv om de WGA-uitkering van appellante te beëindigen, ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 21 mei 2010 uitspraak gedaan. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.M.M. Brouwer, heeft in hoger beroep aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met haar pijn- en psychische klachten. Ze verwees naar een brief van PsyQ van 4 maart 2010 ter onderbouwing van haar standpunt. Het Uwv, vertegenwoordigd door mr. R.A.C. Rijk, heeft een verweerschrift ingediend en de rechtbank heeft in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat de medische informatie geen twijfels oproept over de belastbaarheid van appellante.

De Raad heeft de argumenten van appellante in hoger beroep beoordeeld en is van mening dat deze geen aanleiding geven tot twijfel aan de medische beoordeling door de (bezwaar)verzekeringsartsen. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en bevestigd dat het Uwv op goede gronden de geselecteerde functies voor de schatting heeft gebruikt. De Raad heeft geen nieuwe medische feiten gevonden die de eerdere beoordeling in twijfel trekken.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak bevestigd en geen termen gezien om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante. De uitspraak is openbaar gedaan op 21 mei 2010.

Uitspraak

08/6787 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 16 oktober 2008, 08/2923 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 21 mei 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.M.M. Brouwer, advocaat te ’s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 april 2010. Namens appellante is verschenen mr. Brouwer, voornoemd. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. R.A.C. Rijk.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit op bezwaar van 13 maart 2008 heeft het Uwv zijn besluit van 12 juli 2007 gehandhaafd. Bij het laatstgenoemde besluit heeft het Uwv de werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering) van appellante op grond van de Wet WIA beëindigd per 27 november 2007.
1.2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door appellante tegen het besluit van 13 maart 2008 ingediende beroep ongegrond verklaard. Hierbij heeft zij overwogen dat de aanwezige medische informatie geen aanknopingspunten biedt voor twijfel aan de juistheid van de door het Uwv vastgestelde belastbaarheid van appellante en dat het Uwv de drie geselecteerde functies van inpakker, produktiemedewerker industrie en produktiemedewerker confectie op goede gronden aan de schatting ten grondslag heeft gelegd.
2. Appellante heeft in hoger beroep de in eerste aanleg aangevoerde gronden herhaald: zij heeft aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met haar pijn- en psychische klachten. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst zij naar de brief van PsyQ van 4 maart 2010. Voorts heeft zij aangevoerd dat de functie van inpakker koekjes niet geschikt is wegens een hoog handelingstempo, de produktiemedewerker industrie gelet op het verminderde concentratievermogen van appellante niet geschikt is en de functie van produktiemedewerker textiel tenslotte niet passend is gelet op het vereiste opleidingsniveau.
3.1. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat de aangevoerde gronden geen aanleiding geven tot twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling door de (bezwaar)verzekeringsartsen. De Raad stelt zich volledig achter de overwegingen van de rechtbank terzake en maakt deze tot de zijne. De door appellante in hoger beroep ingediende brief van PsyQ van 4 maart 2010 doet hieraan naar het oordeel van de Raad niet af. Uit deze brief blijkt niet van nieuwe medische feiten die bij de Raad twijfel oproepen ten aanzien van de door de (bezwaar)verzekeringsartsen vastgestelde functionele mogelijkheden van appellante zoals die golden op 27 november 2007. De Raad ziet dan ook geen grond voor twijfel aan de juistheid van het door de bezwaarverzekeringsarts M. Keus ingenomen standpunt, neergelegd in de rapportage van 18 maart 2010, dat de informatie van PsyQ geen aanleiding geeft tot bijstelling van het medisch oordeel.
3.2. Ten aanzien van de geschiktheid van de geselecteerde functies voor appellante is de Raad met de rechtbank van oordeel dat het Uwv op goede gronden de voorgehouden functies heeft gebruikt voor de schatting. De Raad stelt zich volledig achter de overwegingen van de rechtbank terzake en maakt deze tot de zijne.
4.1. Gelet op het voorgaande dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
4.2. De Raad acht geen termen aanwezig om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2010.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) T.J. van der Torn.
EF