ECLI:NL:CRVB:2010:BM4920
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van onverschuldigd betaalde kinderbijslag en boete door de Sociale verzekeringsbank
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die in beroep ging tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de terugvordering van onverschuldigd betaalde kinderbijslag door de Sociale verzekeringsbank (Svb) en de oplegging van een boete aan appellante. De Svb had op 3 februari 2006 besloten de kinderbijslag voor de dochter van appellante met ingang van 23 maart 2003 te beëindigen, omdat appellante vanaf die datum in Engeland werkzaam was en niet meer verzekerd was onder de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Appellante heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waardoor het in rechte vaststond dat de Svb onverschuldigd kinderbijslag had betaald.
De Svb heeft vervolgens op 17 november 2006 de onverschuldigd betaalde kinderbijslag van € 1.986,41 teruggevorderd en een boete van € 209,- opgelegd, omdat appellante haar werkzaamheden in Engeland niet tijdig had gemeld. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging. Appellante voerde aan dat het niet tijdig doorgeven van wijzigingen haar niet verweten kon worden, omdat er misbruik was gemaakt van haar identiteitspapieren.
Tijdens de zitting heeft de Svb aangegeven dat de boete niet wordt gehandhaafd, omdat niet kon worden vastgesteld of appellante een verwijt kon worden gemaakt. De Raad overweegt dat de Svb op grond van artikel 24 van de AKW verplicht is tot terugvordering van onverschuldigd betaalde kinderbijslag, tenzij er dringende redenen zijn om hiervan af te zien. De Raad concludeert dat er geen dringende redenen zijn en bevestigt de terugvordering. De boete wordt echter vernietigd, en het primaire besluit van de Svb wordt herroepen voor zover het de boete betreft. De uitspraak van de rechtbank wordt voor het overige bevestigd, en de Svb moet het griffierecht aan appellante vergoeden.