ECLI:NL:CRVB:2010:BM3478
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over vergoeding van rechtsbijstand in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 maart 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die haar moeder in de bezwaarfase als rechtsbijstandverlener heeft vertegenwoordigd. De zaak betreft de vraag of appellante als belanghebbende kan worden aangemerkt voor de vergoeding van de door haar verleende rechtsbijstand. De rechtbank 's-Hertogenbosch had eerder op 11 april 2007 een uitspraak gedaan die door appellante werd aangevochten. Tijdens de zitting op 17 februari 2010 zijn zowel appellante als het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Schijndel niet verschenen.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante op eigen titel om vergoeding van de door haar in bezwaar verleende rechtsbijstand heeft verzocht. Echter, volgens artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen alleen de kosten die door de belanghebbende zijn gemaakt, worden vergoed. Aangezien appellante niet als belanghebbende kan worden aangemerkt bij het bestreden besluit, heeft de Raad geconcludeerd dat er geen ruimte is voor inwilliging van haar verzoek. Dit betekent dat appellante met het hoger beroep haar beoogde doel niet kan bereiken.
De Raad heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen procesbelang aanwezig was. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van griffier J. Waasdorp, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.