ECLI:NL:CRVB:2010:BM3445

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-4359 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over niet-ontvankelijkheid hoger beroep inzake WAO-V

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 april 2010 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 10 december 2009. In die uitspraak was het hoger beroep van appellant tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam niet-ontvankelijk verklaard. Appellant, wonende in Marokko, had verzet aangetekend tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 8 maart 2010 zijn partijen, met uitzondering van het Uwv, niet verschenen. De Raad overwoog dat het griffierecht niet tijdig was betaald, wat de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep verklaarde. Appellant had in zijn verzetschrift argumenten aangevoerd die betrekking hadden op het besluit dat in beroep was bestreden, maar niet op de uitspraak van de Raad van 10 december 2009. De Raad concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de eerdere uitspraak in twijfel trokken. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard. Het te laat betaalde griffierecht van € 110,-- zou aan appellant worden terugbetaald, maar er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de kosten van het verzet. De uitspraak werd openbaar gedaan door T.G.M. Simons, met R. Groothuis als griffier.

Uitspraak

09/4359 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (Marokko), (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 juni 2009, 08/4330, (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 19 april 2010
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 10 december 2009 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 10 december 2009 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 8 maart 2010, waar partijen - het Uwv met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 10 december 2009 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 21 september 2009 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort maar pas op 21 oktober 2009, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Hetgeen appellant in het verzetschrift heeft aangevoerd heeft betrekking op het in beroep bij de rechtbank bestreden besluit en niet op de uitspraak van de Raad van 10 december 2009. Ook ambtshalve is de Raad niet gebleken van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat de uitspraak van 10 december 2009 niet in stand behoort te blijven.
Dit betekent dat het verzet ongegrond moet worden verklaard.
Het te laat betaalde griffierecht (€ 110,--) zal door de griffier van de Raad aan appellant worden terugbetaald.
Voor een veroordeling in de kosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van R. Groothuis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2010.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) R. Groothuis.
III. DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale);
statue:
Déclare le recours non fondé.
Par conséquent, décidée par T.G.M. Simons en qualité de président, en présence de R. Groothuis en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 19 avril 2010.