ECLI:NL:CRVB:2010:BM3444

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-3025 AOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake AOW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 april 2010 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 12 november 2009, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. Appellant, wonende in Marokko, had tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 maart 2009, waarin zijn verzoek om AOW was afgewezen, hoger beroep ingesteld. De Raad oordeelde dat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend, aangezien de laatste dag voor indiening 29 april 2009 was en het hogerberoepschrift pas op 9 mei 2009 was verzonden.

Tijdens de behandeling van het verzet op 8 maart 2010 zijn partijen niet verschenen. De Raad heeft de door appellant aangevoerde medische omstandigheden niet als toereikend beschouwd om te concluderen dat hij niet in verzuim was. De Raad heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gepresenteerd die de eerdere uitspraak konden ondermijnen. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beslissing benadrukt dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de kosten van het verzet. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier R. Groothuis, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

09/3025 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (Marokko) (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 maart 2009, 08/1302 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank
Datum uitspraak: 19 april 2010
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 12 november 2009 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van 12 november 2009 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 8 maart 2010, waar partijen met voorafgaand bericht niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 12 november 2009 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. De door appellant aangevoerde omstandigheden van medische aard heeft de Raad voor een dergelijk oordeel niet toereikend geacht.
Vaststaat dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend. De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend was 29 april 2009. Het hogerberoepschrift is op 9 mei 2009 verzonden.
In het verzetschrift heeft appellant geen (nadere) feiten of omstandigheden naar voren gebracht die leiden tot het oordeel dat de uitspraak van de Raad van 12 november 2009 niet in stand behoort te blijven. Ook ambtshalve is de Raad niet van dergelijke feiten of omstandigheden gebleken.
Dit betekent dat het verzet ongegrond moet worden verklaard.
Voor een veroordeling in de kosten van het verzet is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van R. Groothuis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2010.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) R. Groothuis.
KR
III. DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
Déclare le recours non fondé.
Par conséquent, décidée par T.G.M. Simons en qualité de président, en présence de R. Groothuis en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 19 avril 2010.