ECLI:NL:CRVB:2010:BM3146
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 april 2010 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een verzet dat door appellante was ingediend tegen een eerdere uitspraak van de Raad. De Raad had op 15 oktober 2009 het beroep van appellante tegen een besluit van de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad niet-ontvankelijk verklaard. Appellante, vertegenwoordigd door R.E. Jordaan, diende op 22 december 2009 een verzetschrift in, dat pas op 4 januari 2010 door de Raad werd ontvangen. De Raad constateerde dat het verzetschrift niet tijdig was ingediend, aangezien de termijn voor indiening op 30 november 2009 eindigde. Appellante voerde aan dat de reden voor de termijnoverschrijding lag in de ziekte van haar moeder, maar deze stelling werd niet onderbouwd met medische stukken. De Raad oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Hierdoor werd het verzet niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, met R. Groothuis als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.