ECLI:NL:CRVB:2010:BM2245

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-1734 AOR
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-verschoonbare termijnoverschrijding bezwaarschrift in het kader van de Algemene Oorlogsongevallenregeling

In deze zaak heeft appellant beroep ingesteld tegen een besluit van de Commissie Algemene Oorlogsongevallenregeling, waarbij zijn bezwaar tegen een eerder besluit niet-ontvankelijk werd verklaard wegens termijnoverschrijding. Het oorspronkelijke besluit, genomen op 5 december 2008, weigerde appellant een periodieke uitkering op grond van de Algemene Oorlogsongevallenregeling Indonesië (AOR) toe te kennen, ondanks het feit dat hij oorlogsgerelateerde klachten had. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar diende dit bezwaar pas op 11 maart 2009 in, wat meer dan zes weken na het besluit was. De Commissie verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was.

Appellant voerde aan dat hij door medische omstandigheden, waaronder een hartcatheterisatie en een operatie, niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellant al langer bekend was met zijn hartklachten en dat er geen bewijs was dat hij gedurende de termijn van zes weken niet in staat was om een bezwaarschrift in te dienen. De Raad volgde daarmee het standpunt van de Commissie en verklaarde het beroep ongegrond.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en H.L.C. Hermans als leden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 15 april 2010. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor vergoeding van proceskosten, gezien de ongegrondheid van het beroep.

Uitspraak

09/1734 AOR
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
en
de Commissie Algemene Oorlogsongevallenregeling (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 15 april 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen een door verweerster onder dagtekening 19 maart 2009, kenmerk 2266/CAOR, ten aanzien van hem genomen besluit. Hierbij is het bezwaar van appellant tegen het besluit van verweerster van 5 december 2008, kenmerk 9403/CAOR, genomen ter uitvoering van de Algemene Oorlogsongevallenregeling Indonesië (AOR), niet ontvankelijk verklaard.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2010. Appellant is niet verschenen. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.H.G. Belleflamme en mr. R.L.M.J. Gielen, beiden werkzaam bij verweerster.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 5 december 2008 heeft verweerster afwijzend beslist op de aanvraag van appellant om aan hem een periodieke uitkering op grond van de AOR te verstrekken. Op basis van een advies van de medisch adviseur heeft verweerster geoordeeld dat appellant oorlogsgerelateerde klachten heeft, maar niet in die mate dat er gesproken kan worden van arbeidsongeschiktheid in de zin van de AOR. Wel is bij dit besluit aan appellant vrije geneeskundige behandeling van het opgelopen oorlogsletsel toegekend.
2. Appellant heeft bij brief van 9 maart 2009, bij verweerster ontvangen op 11 maart 2009, bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerster het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalde termijn van zes weken. Deze termijnoverschrijding heeft verweerster niet verschoonbaar geacht.
4. Appellant heeft in beroep evenals in bezwaar aangevoerd dat hij op 15 januari 2009 een hartcatheterisatie heeft ondergaan en vervolgens op 27 februari 2009 is geopereerd. Hij zag geen mogelijkheid om binnen zes weken een bezwaarschrift in te dienen, zijn korte termijn geheugen was van slag.
5. Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
6. De Raad kan verweerster volgen in het standpunt dat in het onderhavige geval geen sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. Appellant was al langer bekend met hartklachten en op grond van de voorhanden zijnde gegevens is niet gebleken dat appellant gedurende de zes weken na het besluit van 5 december 2009 voortdurend buiten staat is geweest een (eventueel voorlopig) bezwaarschrift in te (laten) dienen.
7. Gezien het vorenstaande dient het beroep van appellant ongegrond te worden verklaard en acht de Raad geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en H.L.C. Hermans als leden, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 april 2010.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) I. Mos.
HD