ECLI:NL:CRVB:2010:BM2212

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-7392 AOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het verzet tegen de uitspraak van de Raad van 8 oktober 2009 inzake AOW-V

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 april 2010 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 8 oktober 2009. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, maar dit hoger beroep was niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingediend. Appellant heeft vervolgens verzet aangetekend, maar de Raad moest beoordelen of dit verzet ontvankelijk was.

De Raad constateerde dat een afschrift van de uitspraak van 8 oktober 2009 op 20 oktober 2009 per aangetekende brief naar het juiste adres van appellant was verzonden. Deze brief was echter op 8 december 2009 teruggestuurd met de mededeling “non reclamé”. De Raad had daarop op dezelfde dag een nieuw afschrift van de uitspraak verzonden. Appellant diende zijn verzetschrift pas op 17 december 2009 in, zonder enige uitleg waarom dit zo laat was gebeurd. De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de gevolgen van het niet afhalen of weigeren van een aangetekende brief in beginsel voor rekening van de geadresseerde komen.

Aangezien appellant geen argumenten had aangedragen die zouden kunnen leiden tot een ander oordeel, concludeerde de Raad dat de termijn voor het indienen van het verzetschrift was overschreden. De Raad verklaarde het verzet dan ook niet-ontvankelijk. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier R. Groothuis, en werd openbaar uitgesproken op 19 april 2010.

Uitspraak

08/7392 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (Marokko), (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 september 2008, 07/4452 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb)
Datum uitspraak: 19 april 2010
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 8 oktober 2009 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 8 oktober 2009 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 8 maart 2010, waar partijen - de Svb met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 8 oktober 2009 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De Raad ziet zich allereerst, ambtshalve, gesteld voor de vraag naar de ontvankelijkheid van het verzet.
Uit de gedingstukken blijkt dat een afschrift van de uitspraak van de Raad van 8 oktober 2009 bij aangetekende brief van 20 oktober 2009 is verzonden aan het - juiste - adres van appellant. Op 8 december 2009 is die brief bij de Raad terug ontvangen met de mededeling “non reclamé”. Bij brief van eveneens 8 december 2009 heeft de Raad het afschrift van de uitspraak opnieuw aan appellant verzonden. Appellant heeft bij brief van 17 december 2009 verzet gedaan.
Bij brief van 6 januari 2010 heeft de Raad appellant in de gelegenheid gesteld uiteen te zetten waarom het verzetschrift niet eerder dan op 17 december 2009 is ingediend. Appellant heeft daarop niet gereageerd.
Volgens vaste rechtspraak dienen de gevolgen van het niet afhalen of het weigeren van een aangetekende brief in beginsel voor rekening van de geadresseerde te blijven. Nu appellant terzake niets heeft aangevoerd en de gedingstukken geen aanknopingspunt bieden voor een andersluidend oordeel, betekent dit dat de termijn voor het indienen van een verzetschrift is overschreden en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Van een situatie zoals die aan de orde was in de uitspraak van de Raad van 14 juli 2009 (LJN BJ3193), is in dit geval geen sprake.
Het verzet dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van R. Groothuis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2010.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) R. Groothuis.
KR