ECLI:NL:CRVB:2010:BL8062

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-4664 WAJONG-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake WAJONG-V

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 maart 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 1 juli 2009. De rechtbank had het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. Appellant heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak. Tijdens de behandeling van het verzet op 8 maart 2010 zijn partijen niet verschenen.

De Raad heeft overwogen dat het afschrift van de aangevallen uitspraak op 1 juli 2009 per aangetekende brief naar het bij de rechtbank bekende adres van appellant is verzonden. Deze brief werd op 3 juli 2009 door de rechtbank terugontvangen met de mededeling dat appellant 'vertrokken' was. Vervolgens is het afschrift op 13 juli 2009 opnieuw verzonden naar het adres waar appellant op dat moment stond ingeschreven. Appellant heeft op 20 augustus 2009 hoger beroep ingesteld, maar de Raad concludeert dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend.

Appellant heeft in zijn verzet betoogd dat het hogerberoepschrift op 20 augustus 2009 is ontvangen en dat hiermee voldaan zou zijn aan de voorwaarden van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad heeft echter geoordeeld dat het hogerberoepschrift niet vóór het verstrijken van de termijn ter post is bezorgd. De Raad heeft geen feiten of omstandigheden kunnen vaststellen die de overschrijding van de termijn verschoonbaar zouden maken. Daarom heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

09/4664 WAJONG-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 1 juli 2009, 08/1496, (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Datum uitspraak: 15 maart 2010
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en artikel 21 van de Beroepswet van 2 december 2009 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 2 december 2009 heeft appellant verzet gedaan.
Appellant heeft bij brief van 26 januari 2010 een door de Raad gestelde vraag beantwoord.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 8 maart 2010, waar partijen met voorafgaand bericht niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 2 december 2009 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Een afschrift van de aangevallen uitspraak is bij aangetekende brief van 1 juli 2009 gezonden aan het bij de rechtbank bekende adres van appellant. Op 3 juli 2009 is deze brief bij de rechtbank terug ontvangen met de mededeling van TNT Post “vertrokken”. Vervolgens is het afschrift bij brief van 13 juli 2009 opnieuw aan appellant verzonden, ditmaal aan het adres waarop hij op dat moment blijkens de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens stond ingeschreven. Bij brief gedateerd 18 augustus 2009, bij de Raad ontvangen op 20 augustus 2009, heeft appellant hoger beroep ingesteld.
In de brief van 26 januari 2010 heeft appellant verklaard dat voorafgaand aan de verzending van het afschrift van de aangevallen uitspraak geen adreswijziging aan de rechtbank is doorgegeven. Daarmee staat vast dat het afschrift op juiste wijze is verzonden. Dit betekent dat de termijn voor het indienen van een hogerberoepschrift aanving op 2 juli 2009 en dat 12 augustus 2009 de laatste dag was waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend.
In het verzetschrift heeft appellant betoogd dat, nu het hogerberoepschrift bij de Raad is ontvangen op 20 augustus 2009, is voldaan aan de voorwaarden van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb. Dit is echter reeds niet juist omdat het hogerberoepschrift niet vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd.
Het hogerberoepschrift is dus niet tijdig ingediend. Van feiten of omstandigheden die moeten leiden tot het oordeel dat de overschrijding van de termijn verschoonbaar is, is de Raad niet gebleken.
Het verzet moet ongegrond worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van R. Groothuis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2010.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) R. Groothuis.
mm