ECLI:NL:CRVB:2010:BL8054
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht en procesbelang
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 maart 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die in Marokko woont, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 3 november 2008 het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. De Centrale Raad had op 12 november 2009 het hoger beroep van appellante tegen deze uitspraak eveneens niet ontvankelijk verklaard, omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Appellante heeft hiertegen verzet aangetekend, waarbij zij op 16 januari 2010 een verklaring heeft ingediend over haar situatie. Ze gaf aan suikerpatiënt te zijn en dat haar Marokkaanse bank weigerde het griffierecht tijdig over te maken.
Tijdens de zitting op 8 maart 2010 zijn partijen niet verschenen, maar de Raad heeft de ingediende stukken in overweging genomen. De Raad oordeelde dat, hoewel het griffierecht uiteindelijk was betaald, dit niet tijdig was gebeurd en dat er geen toereikende redenen waren om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De omstandigheden die appellante aanvoerde, zoals haar ziekte en de problemen met de bank, werden niet als voldoende geacht om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen.
De Raad verklaarde het verzet ongegrond en besliste dat het te laat betaalde griffierecht van € 107,- aan appellante zou worden terugbetaald. Tevens werd appellante gewezen op de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen een negatieve beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) met betrekking tot haar verzoek om toelating tot de vrijwillige verzekering AOW/ANW. De Raad benadrukte dat appellante in dat geval de mogelijkheid heeft om beroep in te stellen tegen een ongunstige beslissing.