ECLI:NL:CRVB:2010:BL8054

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-7377 ANW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht en procesbelang

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 maart 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die in Marokko woont, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 3 november 2008 het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. De Centrale Raad had op 12 november 2009 het hoger beroep van appellante tegen deze uitspraak eveneens niet ontvankelijk verklaard, omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Appellante heeft hiertegen verzet aangetekend, waarbij zij op 16 januari 2010 een verklaring heeft ingediend over haar situatie. Ze gaf aan suikerpatiënt te zijn en dat haar Marokkaanse bank weigerde het griffierecht tijdig over te maken.

Tijdens de zitting op 8 maart 2010 zijn partijen niet verschenen, maar de Raad heeft de ingediende stukken in overweging genomen. De Raad oordeelde dat, hoewel het griffierecht uiteindelijk was betaald, dit niet tijdig was gebeurd en dat er geen toereikende redenen waren om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De omstandigheden die appellante aanvoerde, zoals haar ziekte en de problemen met de bank, werden niet als voldoende geacht om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen.

De Raad verklaarde het verzet ongegrond en besliste dat het te laat betaalde griffierecht van € 107,- aan appellante zou worden terugbetaald. Tevens werd appellante gewezen op de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen een negatieve beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) met betrekking tot haar verzoek om toelating tot de vrijwillige verzekering AOW/ANW. De Raad benadrukte dat appellante in dat geval de mogelijkheid heeft om beroep in te stellen tegen een ongunstige beslissing.

Uitspraak

08/7377 ANW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellante] (Marokko), (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 november 2008, 08/1722, (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb)
Datum uitspraak: 15 maart 2010
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 12 november 2009 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 12 november 2009 heeft appellante verzet gedaan.
Bij brief van 16 januari 2010 heeft appellante een door de Raad gestelde vraag beantwoord.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 8 maart 2010, waar partijen - de Svb met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak van de Raad van 12 november 2009 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet tijdig is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat het griffierecht wel is betaald, maar niet tijdig.
In de brief van 16 januari 2010 heeft appellante naar voren gebracht dat zij suikerpatiënte is, dat na haar herstel haar Marokkaanse bank weigerde het betrokken bedrag naar Nederland over te maken en dat het vervolgens enige tijd vergde voordat een familielid het bedrag op een postkantoor in Nederland kon storten. De Raad ziet hierin geen toereikende grond voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Dit betekent dat het verzet ongegrond moet worden verklaard.
Het bedrag van het te laat betaalde griffierecht (€ 107,-) zal door de griffier van de Raad aan appellante worden terugbetaald.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.
Ter voorlichting van appellante wijst de Raad nog op het volgende. De Svb heeft inmiddels - negatief - beslist op het verzoek van appellante met betrekking tot toelating tot de vrijwillige verzekering AOW/ANW. Daartegen heeft appellante bezwaar gemaakt. Tegen een eventuele ongunstige beslissing op het bezwaar zal appellante beroep kunnen instellen. Dit betekent dat zij - dan - over de vraag of aanspraak bestaat op toelating tot de vrijwillige verzekering AOW/ANW, in volle omvang een rechterlijk oordeel kan verkrijgen.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van R. Groothuis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2010.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) R. Groothuis.
JL