ECLI:NL:CRVB:2010:BL6870

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-1886 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring verzet wegens niet verschijnen op zitting en niet tijdig melden van betalingsproblemen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 maart 2010 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 23 september 2009, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. Appellant had aangevoerd dat hij niet in staat was het griffierecht te betalen en dat hij door een treinstremming niet op de zitting kon verschijnen. De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet tijdig had gemeld dat hij het griffierecht niet kon betalen, wat leidde tot een niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep.

Tijdens de zitting op 8 maart 2010 was appellant niet verschenen, terwijl het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Delft ook niet aanwezig was. De Raad had appellant eerder geïnformeerd dat hij een treinkaartje zou ontvangen en dat hij per tram naar de zitting kon reizen. Ondanks deze informatie heeft appellant op de zitting zelf geen contact meer opgenomen met de Raad, wat de Raad deed besluiten om geen gelegenheid te bieden voor een latere verschijning.

De Raad concludeert dat appellant niet heeft voldaan aan de vereisten om zijn verzet gegrond te verklaren. De omstandigheden rondom de treinstremming en de financiële situatie van appellant zijn niet voldoende om het verzet te honoreren. De Raad verklaart het verzet ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

09/1886 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 25 februari 2009, 08/4750, (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Delft (hierna: College)
Datum uitspraak: 9 maart 2010
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 23 september 2009 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 23 september 2009 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 8 maart 2010, waar partijen - het College met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 23 september 2009 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 15 juni 2009 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In het verzetschrift heeft appellant aangevoerd dat hij niet beschikt over de financiële middelen om het griffierecht te kunnen betalen.
De Raad overweegt allereerst het volgende. Appellant heeft in het verzetschrift tevens vermeld dat hij niet in staat is een treinkaartje te bekostigen en dat het daarom voor hem onmogelijk is ter zitting te verschijnen. Naar aanleiding daarvan is hem schriftelijk bericht dat de Raad hem tijdig voor de zitting een treinkaartje zal toezenden, wat ook is gebeurd. Op de ochtend van de zitting heeft appellant de Raad telefonisch bericht dat hij als gevolg van een stremming tussen Rotterdam en Den Haag niet naar Utrecht kon reizen. Van de zijde van de Raad is appellant erop gewezen dat hij per tram van Delft naar Den Haag kon reizen om vandaar zijn reis per trein te vervolgen. Ook is hem medegedeeld dat hij de gehele dag, tot de sluiting van de griffie om 16.30 uur, kon verschijnen en dat zijn zaak dan alsnog zou worden behandeld. Appellant heeft daarop gezegd dat hij nog zou laten weten wat hij zou doen. Hij heeft echter niet opnieuw telefonisch contact opgenomen met de Raad. Gelet op deze gang van zaken, gevoegd bij het feit dat de website van NS Reizigers vermeldde dat voorzien was in vervangend busvervoer tussen Den Haag en Rotterdam en vervolgens - in de loop van de dag - dat de stremming voorbij was, heeft de Raad geen aanleiding gezien appellant in de gelegenheid te stellen op een latere datum alsnog ter zitting te verschijnen.
Aansluitend overweegt de Raad dat appellant niet vóór het verstrijken van de gestelde termijn aan de Raad kenbaar heeft gemaakt niet in staat te zijn het griffierecht te betalen, maar het heeft laten aankomen op een niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep. In die omstandigheden dient volgens vaste rechtspraak van de Raad het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad ten slotte geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van R. Groothuis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2010.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) R. Groothuis.
RG