als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellante], wonende te België (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 maart 2009, 06/709 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Datum uitspraak: 4 februari 2010
Namens appellante heeft mr. A. van den Broek, advocaat te Weert, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht
(hierna: Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat echter geen gronden.
Bij brief van 4 mei 2009 is de gemachtigde van appellante in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
Bij schrijven van 28 mei 2009 geeft appellante aan dat mr. Van den Broek zich zal onttrekken als gemachtigde. Zij verzoekt daarom om uitstel voor het indienen van de gronden waarop het hoger beroep berust en om op een later tijdstip een andere raadsman te kunnen opgeven.
Bij brief van 29 mei 2009 is appellante in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken de beroepsgronden in te dienen.
Bij schrijven van 4 juni 2009 heeft mr. Van den Broek, voornoemd, laten weten niet langer als gemachtigde voor appellante te zullen optreden, aangezien appellante zich zal laten bijstaan door een andere gemachtigde.
Bij brief van 16 juli 2009 is aan appellante verzocht om aan te geven of appellante het hoger beroep al dan niet wenst voort te zetten nu mr. Van den Broek appellante niet langer zal bijstaan als gemachtigde. Indien appellante het hoger beroep wenst voort te zetten, dient zij binnen vier weken na dagtekening van deze brief alsnog de gronden van het hoger beroep in te zenden.
Bij schrijven van 29 juli 2009 is wederom door appellante verzocht om uitstel van de gronden waarop het hoger beroep berust.
Bij brief van 31 juli 2009 is appellante nogmaals in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken de beroepsgronden in te dienen.
Appellante heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij aangetekende brief van 12 oktober 2009 is aan appellante nogmaals de gelegenheid geboden de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep kan leiden.
Bij schrijven van 28 oktober 2009 heeft appellante nogmaals om uitstel verzocht van opgave van de gronden waarop het hoger beroep berust.
Bij aangetekende brief van 29 oktober 2009 is aan appellante een laatste uitstel verleend tot 7 december 2009. Daarbij is erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep kan leiden.
De brief van 29 oktober 2009 is bij de Raad op 23 november 2009 retour ontvangen met de mededeling “niet afgehaald”. Deze brief is op 23 november 2009 nogmaals verzonden, zowel per aangetekende post als per gewone post.
Appellante heeft ook de laatste termijn ongebruikt voorbij laten gaan. Bij een bij de Raad ontvangen schrijven van appellante op 11 december 2009, gedateerd 28 oktober 2009, is nogmaals verzocht om uitstel. Dit verzoek is echter na het verstrijken van de genoemde datum 7 december 2009 gedaan.
Nu niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim, acht de Raad het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Centrale Raad van Beroep,
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2010.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen en (andere) belanghebbenden binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden