ECLI:NL:CRVB:2010:BL2137
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen uitspraak van de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 januari 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 11 oktober 2007. Het hoger beroep was ingesteld tegen de uitspraak van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De Raad had eerder, op 9 juli 2009, het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard. Appellant heeft vervolgens verzet aangetekend tegen deze uitspraak.
De behandeling van het verzet vond plaats op 9 december 2009, maar beide partijen zijn niet verschenen. De Raad heeft vastgesteld dat het verzetschrift, gedateerd op 15 augustus 2009, pas op 16 september 2009 is ontvangen, terwijl de termijn voor indiening op 27 augustus 2009 eindigde. Dit betekent dat het verzetschrift niet tijdig is ingediend. Appellant heeft weliswaar aangegeven dat hij om medische redenen niet eerder kon reageren, maar heeft dit niet met bewijsstukken onderbouwd.
De Raad oordeelt dat er geen grond is voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van R. Groothuis als griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 januari 2010.