ECLI:NL:CRVB:2010:BL2121

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-1247 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 januari 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 15 januari 2009. De Raad had eerder, op 5 juni 2009, het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Appellant, vertegenwoordigd door mr. S. Demirtas, heeft tegen deze uitspraak verzet aangetekend, stellende dat hij door ernstige medische klachten niet in staat was om het griffierecht tijdig te voldoen.

Tijdens de zitting op 9 december 2009 heeft mr. Demirtas zijn standpunt verder toegelicht en medische stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn claim van overmacht. De Raad heeft de argumenten van mr. Demirtas in overweging genomen en is tot de conclusie gekomen dat de omstandigheden inderdaad zodanig waren dat hij niet in staat was om aan de verplichtingen te voldoen. De Raad heeft vastgesteld dat er geen sprake was van verzuim aan de zijde van appellant.

De uitspraak van 5 juni 2009 is daarom vervallen en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Appellant krijgt een nieuwe termijn van vier weken om het griffierecht van € 107,- te voldoen. De Raad heeft geen aanleiding gezien om proceskosten te veroordelen, gezien de omstandigheden van de zaak. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter T.G.M. Simons en griffier R. Groothuis.

Uitspraak

09/1247 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 15 januari 2009, 08/1045, (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 20 januari 2010
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 5 juni 2009 heeft de Raad het namens appellant door mr. S. Demirtas, advocaat te Utrecht, ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 5 juni 2009 heeft mr. Demirtas namens appellant verzet gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2009. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Demirtas. Het Uwv is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 5 juni 2009 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet tijdig is betaald, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat (de gemachtigde van) appellant niet in verzuim is geweest.
In het (aanvullend) verzetschrift heeft mr. Demirtas aangevoerd dat hij door ernstige en acute medische klachten die opname noodzakelijk maakten, in de periode waarbinnen het griffierecht diende te worden betaald niet in staat was werkzaamheden te verrichten en ook niet in de gelegenheid was tijdig een andere persoon in te schakelen om de minimaal noodzakelijke werkzaamheden in zijn eenmanspraktijk uit te voeren. Bij het (aanvullend) verzetschrift zijn medische stukken meegezonden.
Ter zitting heeft mr. Demirtas een en ander verder uiteengezet en nader toegelicht.
Gelet op de thans beschikbare gegevens is de Raad tot de overtuiging gekomen dat mr. Demirtas als gevolg van overmacht inderdaad niet in staat was om binnen de gestelde termijn het griffierecht te voldoen.
Het verzet dient daarom gegrond te worden verklaard.
Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 5 juni 2009 vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Aan (de gemachtigde van) appellant zal een nieuwe termijn gegund voor het voldoen van het verschuldigde griffierecht van € 107,-.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is in de gegeven omstandigheden geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van R. Groothuis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2010.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) R. Groothuis.
NW