ECLI:NL:CRVB:2010:BL1665

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-4148 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van pensioen met meer dan één jaar terugwerkende kracht op basis van onbekendheid met wettelijke regelingen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 januari 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die in Suriname woont. Appellant had in 2007 een aanvraag ingediend voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) had deze aanvraag gehonoreerd, maar slechts met een terugwerkende kracht van één jaar. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat er sprake was van een bijzonder geval, omdat hij onbekend was met zijn mogelijke recht op pensioen. De Svb had zijn bezwaar tegen de weigering om met meer dan één jaar terugwerkende kracht pensioen toe te kennen ongegrond verklaard, met de motivatie dat de onbekendheid van appellant niet verschoonbaar was.

De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden en voerde aan dat de Svb tekort was geschoten in de informatieverstrekking over de AOW aan in Suriname woonachtige rechthebbenden. De Raad overwoog dat er geen sprake was van een bijzonder geval zoals bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de AOW. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en stelde dat onbekendheid met de wettelijke regelingen in de regel geen bijzonder geval oplevert. Appellant had zelf navraag moeten doen bij de Svb en kon niet verwachten dat hij op de hoogte was van alle relevante ontwikkelingen in het Nederlands sociaal zekerheidsrecht, gezien zijn langdurige verblijf in Suriname.

De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, en vond plaats in het openbaar.

Uitspraak

08/4148 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te Suriname (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 juni 2008, 07/2903 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 28 januari 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft dr. mr. drs. D.S. Rambocus, jurist te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2009.
Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.P. van den Berg.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellant is [in] 1935 geboren in Suriname. In de jaren zestig van de vorige eeuw heeft appellant ongeveer zeven jaar in Nederland gewoond. Daarna is hij teruggekeerd naar Suriname. In januari 2007 heeft appellant bij de Svb een pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd. Deze aanvraag is bij primair besluit van 21 maart 2007 gehonoreerd met een terugwerkende kracht van één jaar. Bij besluit van 12 juni 2007 (hierna: besluit op bezwaar) heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen de weigering van de Svb om met meer dan één jaar terugwerkende kracht pensioen toe te kennen ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat niet is gebleken dat er sprake is van een bijzonder geval, aangezien de door appellant gestelde onbekendheid met zijn mogelijke recht op pensioen niet verschoonbaar was. Om die reden heeft de Svb zich niet bevoegd geacht om aan appellant een ouderdomspensioen toe te kennen met meer dan één jaar terugwerkende kracht.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit op bezwaar ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant de in bezwaar en beroep aangevoerde gronden herhaald. Opnieuw is gesteld dat er sprake is van een bijzonder geval aangezien de Svb wel degelijk tekort is geschoten in de algemene informatieverstrekking over de AOW aan in Suriname woonachtige rechthebbenden en van appellant, die Nederland in 1968 definitief heeft verlaten, niet kan worden verwacht dat hij op de hoogte was van alle voor hem relevante ontwikkelingen op het terrein van het Nederlands sociaal zekerheidsrecht.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Evenals in beroep is in hoger beroep het geschil toegespitst op de vraag of er sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de AOW.
4.3. Naar het oordeel van de Raad is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de AOW geen sprake. De Raad onderschrijft de ter zake door de rechtbank in de aangevallen uitspraak gebezigde overwegingen en maakt deze tot de zijne. Volgens vaste rechtspraak levert onbekendheid met de wettelijke regelingen in de regel geen bijzonder geval op als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de AOW. Op deze regel wordt een uitzondering gemaakt indien de onbekendheid van de belanghebbende met zijn mogelijke recht op pensioen verschoonbaar was, maar daarvan was in het onderhavige geval geen sprake. Uitgangspunt is dat het vermoedelijk recht op ouderdomspensioen bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd van algemene bekendheid is. Dat was toen appellant Nederland verliet niet anders dan toen appellant de leeftijd van 65 jaar bereikte. Het had op de weg van appellant gelegen om navraag te doen bij de Svb. Indien appellant op het verkeerde been is gezet door onjuiste informatie van een advocaat komt dat voor zijn rekening.
5. Gelet op het vorenstaande slaagt het hoger beroep van appellant niet. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd.
6. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2010.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) W. Altenaar.
RB