ECLI:NL:CRVB:2010:BL1631

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-5697 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag deelname vrijwillige verzekering krachtens de AOW en ANW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 januari 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die in Marokko woont. Appellant had een aanvraag ingediend voor deelname aan de vrijwillige verzekering krachtens de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet (ANW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) had deze aanvraag afgewezen, omdat appellant zich niet binnen één jaar na afloop van de verplichte verzekering had aangemeld. De Svb ging ervan uit dat de verplichte verzekering van appellant in 1996 was geëindigd.

Appellant had in 1996 Nederland verlaten en was teruggekeerd naar Marokko. In 2002 werd hem een ouderdomspensioen ingevolge de AOW toegekend. De Svb weigerde echter zijn aanvraag voor de vrijwillige verzekering, omdat appellant niet binnen de gestelde termijn had gereageerd. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.

In hoger beroep voerde appellant aan dat de Svb hem bij de toekenning van het ouderdomspensioen in 2002 had moeten wijzen op de mogelijkheid van de vrijwillige verzekering. De Raad overwoog dat volgens de wetgeving vrijwillige verzekering alleen mogelijk is in aansluiting op een periode van verplichte verzekering en dat aanmelding binnen één jaar na het einde van de verplichte verzekering moet plaatsvinden. Aangezien appellant sinds 1996 niet meer in Nederland woonde of werkte, was hij niet langer verplicht verzekerd.

De Raad concludeerde dat de Svb terecht had gesteld dat appellant niet in aanmerking kwam voor deelname aan de vrijwillige verzekering. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er werden geen termen gezien voor een vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

08/5697 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 augustus 2008, 07/4804 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 28 januari 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Vervolgens heeft mr. R. van Asperen, advocaat te Groningen, een aanvullend beroepschrift ingediend.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2009. Appellant en zijn gemachtigde zijn daarbij, met kennisgeving, niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.T.S.J. Maarschalkerweerd.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant is in 1996 vanuit Nederland teruggekeerd naar Marokko. De Svb heeft met ingang van 1 juli 2002 een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) aan appellant toegekend.
1.2. Bij besluit van 13 augustus 2007 heeft de Svb afwijzend beslist op de aanvraag van appellant voor deelname aan de vrijwillige verzekering krachtens de AOW en de Algemene nabestaandenwet (ANW).
1.3. Het door appellant tegen dit besluit gemaakt bezwaar heeft de Svb bij beslissing van 30 oktober 2007 (hierna: bestreden besluit) ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat appellant niet bevoegd is deel te nemen aan de vrijwillige verzekering, omdat hij zich niet binnen één jaar na afloop van de verplichte verzekering krachtens de volksverzekeringen heeft aangemeld. De Svb is er daarbij vanuit gegaan dat de verplichte verzekering van appellant in 1996 is geëindigd.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard.
3. Namens appellant is in hoger beroep aangevoerd dat de Svb appellant in 2002, bij de toekenning van het ouderdomspensioen ingevolge de AOW, had moeten wijzen op de mogelijkheid van de vrijwillige verzekering.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1. Ingevolge de artikelen 34, 35 en 36 van de AOW en 63, 63a en 63b van de ANW, zoals deze artikelen luiden vanaf 1 januari 2001, en voordien artikel 2 van het Besluit inzake vrijwillige verzekering AOW en Anw van 2 januari 1990, Stb. 38, is vrijwillige verzekering ingevolge de AOW en ANW alleen mogelijk in aansluiting op een periode van verplichte verzekering ingevolge die wetten. Aanmelding moet plaatsvinden binnen één jaar na het einde van de verplichte verzekering.
4.2. Op grond van artikel 6 van de AOW en artikel 13 van de ANW is verplicht verzekerd degene die ingezetene is dan wel geen ingezetene is doch die ter zake van in Nederland verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. Nu appellant sedert 1996 niet meer in Nederland heeft gewoond of gewerkt, is hij op grond van deze artikelen niet langer verplicht verzekerd geweest ingevolge de AOW en ANW.
4.3. Aan de kring van verzekerden voor de AOW en ANW is uitbreiding gegeven in het Koninklijk besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen van 24 december 1998, Stbl. 746. De Raad stelt vast dat appellant in het jaar voorafgaand aan de aanvraag evenmin op grond van enige bepaling van dit besluit verplicht verzekerd is geweest ingevolge de AOW en ANW. Daarbij tekent de Raad nog aan dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan appellant vanaf 1996 op grond van KB 746 verplicht verzekerd is gebleven krachtens de volksverzekeringen.
4.4. Uit het voorgaande volgt dat de Svb zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellant niet in aanmerking komt voor deelname aan de vrijwillige verzekering ingevolge de AOW en ANW. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2010.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) W. Altenaar.
RB