ECLI:NL:CRVB:2010:BL1613

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-3081 WUBO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verklaring van verzet inzake niet-ontvankelijk verklaring beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 januari 2010 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 15 oktober 2009, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk was verklaard. Appellant had zijn beroepschrift niet tijdig ingediend, en de Raad oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat appellant niet in verzuim was geweest. De laatste dag voor het indienen van het beroepschrift was 4 februari 2009, maar appellant heeft pas op 11 februari 2009 beroep ingesteld via een e-mailbericht. De verweerster, de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, was niet verschenen tijdens de zitting op 9 december 2009, waar appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.

Appellant voerde in verzet aan dat de overschrijding van de termijn niet aan hem kon worden verweten, omdat hij door zijn situatie in de Wet schuldsanering natuurlijke personen niet in staat was om tijdig een beroepschrift in te dienen. Hij stelde dat al zijn post naar zijn bewindvoerder ging, wat vertraging opleverde. Daarnaast gaf hij aan dat hij door zijn oorlogsverleden zwaar getraumatiseerd was, waardoor hij zijn belangen niet goed kon behartigen. De Raad oordeelde echter dat deze argumenten niet voldoende onderbouwd waren en dat het niet aannemelijk was dat de bewindvoerder langer dan zes weken nodig zou hebben om de post te behandelen.

De Raad concludeerde dat het verzet ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de kosten van het verzet. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier R. Groothuis, en werd openbaar uitgesproken op 20 januari 2010.

Uitspraak

09/3081 WUBO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet in verband met het geding tussen:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 20 januari 2010
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet van 15 oktober 2009 heeft de Raad het beroep van appellant tegen het besluit van verweerster van 24 december 2008 niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 15 oktober 2009 heeft mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, advocaat te Wassenaar, namens appellant verzet gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2009. Appellant is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Dietz de Loos. Verweerster is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 15 oktober 2009 berust op de overwegingen dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat de het beroepschrift niet tijdig is ingediend. De laatste dag waarop tijdig een beroepschrift kon worden ingediend was 4 februari 2009. Appellant heeft bij e-mailbericht van 11 februari 2009, gericht aan verweerster, beroep ingesteld. Verweerster heeft het beroepopschrift op 3 juni 2009 doorgezonden aan de Raad.
In verzet is aangevoerd dat de overschrijding van de beroepstermijn aan appellant niet kan worden verweten, omdat hij gedurende de gehele beroepstermijn niet in staat zou zijn geweest een beroepschrift in te (laten) dienen. Verzoeker verkeert in de Wet schuldsanering natuurlijke personen. Daardoor gaat al zijn post naar de bewindvoerder, hetgeen vertraging oplevert. Voorts is appellant door zijn oorlogsverleden zwaar getraumatiseerd, waardoor hij niet in staat is zijn belangen behoorlijk te behartigen.
De Raad ziet hierin geen grond voor het oordeel dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Niet aannemelijk is dat de bewindvoerder er (langer dan) zes weken over zou doen om de post van appellant te behandelen. Dat appellant als gevolg van zijn oorlogsverleden niet in staat is zijn belangen behoorlijk te behartigen, is wel gesteld maar niet onderbouwd. De Raad ziet voorts niet in waarom het wel mogelijk was op 11 februari 2009 een beroepschrift in te dienen en niet (uiterlijk) op 4 februari 2009. Ter zitting heeft appellant hiervoor ook geen bevredigende verklaring kunnen geven.
Dit betekent dat het verzet ongegrond dient te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de kosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
Voor de goede orde stelt de Raad nog vast dat mr. Dietz de Loos bij brief van 29 juli 2009 verweerster heeft verzocht terug te komen van het - met deze uitspraak in rechte onaantastbaar geworden - besluit van 24 december 2009.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van R. Groothuis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2010.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) R. Groothuis.
DW