ECLI:NL:CRVB:2010:BL0373
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht in sociale zekerheidszaken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 januari 2010 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 10 november 2009, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De reden voor deze niet-ontvankelijkheid was dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn op de rekening van de Raad was bijgeschreven. Appellant had in zijn verzetschrift aangevoerd dat hij niet in verzuim was en dat zijn brief van 9 september 2009 een verzoek om uitstel van betaling inhield. De Raad heeft deze argumenten in overweging genomen en vastgesteld dat er ten onrechte niet inhoudelijk op het verzoek om uitstel is gereageerd.
De Raad heeft in het licht van het recht op toegang tot de rechter, zoals verankerd in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, besloten dat appellant alsnog de gelegenheid moet krijgen om het verschuldigde griffierecht te voldoen. De uitspraak van 10 november 2009 is vervallen, en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De Raad heeft geen kosten van appellant vastgesteld die voor een veroordeling in de kosten van het verzet in aanmerking zouden komen.
De beslissing houdt in dat appellant binnen zes weken na verzending van de brieven van de griffier het griffierecht in twee zaken, totaal € 220,-, en binnen twaalf weken het griffierecht in drie zaken, totaal € 330,-, moet voldoen. Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van R. Groothuis als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 januari 2010.