ECLI:NL:CRVB:2010:BL0370
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht in sociale zekerheidszaken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 januari 2010 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 10 november 2009, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De reden voor deze niet-ontvankelijkheid was dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn was bijgeschreven op de rekening van de Raad. Appellant had in zijn verzetschrift aangevoerd dat hij niet in staat was het griffierecht tijdig te voldoen en had verzocht om uitstel van betaling. De Raad heeft vastgesteld dat de brief van appellant van 9 september 2009 inderdaad een verzoek om uitstel van betaling inhield, maar dat de Raad hierop niet inhoudelijk had gereageerd. Dit werd als een schending van het recht op toegang tot de rechter, zoals verankerd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, beschouwd.
De Centrale Raad van Beroep heeft het verzet gegrond verklaard en appellant alsnog de gelegenheid gegeven om het verschuldigde griffierecht te voldoen. De Raad heeft bepaald dat appellant binnen zes weken na verzending van de brieven van de griffier het griffierecht in twee zaken, in totaal € 220,-, moet voldoen, en binnen twaalf weken voor drie zaken, in totaal € 330,-. De uitspraak van de Raad van 10 november 2009 vervalt, en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De Raad heeft geen kosten van appellant vastgesteld die voor een veroordeling in de kosten van het verzet in aanmerking zouden komen.