ECLI:NL:CRVB:2009:BK8263

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/2753 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.J. Simon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn verzoek om een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 31 december 2009 uitspraak gedaan. De Raad constateert dat het Uwv, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, appellant in 1991 al had geweigerd in aanmerking te komen voor een uitkering, omdat hij niet als arbeidsongeschikt werd beschouwd. Appellant heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen dit besluit en heeft in latere besluiten van het Uwv, in 1999 en 2003, geen nieuwe feiten of omstandigheden kunnen aanvoeren die een heroverweging van het eerdere besluit rechtvaardigden.

De Raad heeft vastgesteld dat de besluiten van het Uwv en eerdere uitspraken van de Raad in rechte onaantastbaar zijn geworden. Appellant heeft in zijn verzoek tot herziening een aantal medische stukken overgelegd, maar deze zijn van na de datum in geding en kunnen niet worden aangemerkt als nieuwe feiten of omstandigheden die het Uwv zouden moeten nopen tot heroverweging van het besluit van 1991. De rechtbank heeft het bestreden besluit van het Uwv dan ook terecht in stand gelaten. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betreft de proceskosten.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af.

Uitspraak

09/2753 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 april 2009, 08/2864 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 31 december 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De behandeling van het geding is aan de orde gesteld op 19 november 2009. Partijen zijn - het Uwv met voorafgaand bericht - niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding het Uwv in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder het Uwv mede verstaan het Lisv, dan wel de rechtsvoorganger, zijnde in dit geval het bestuur van de Nieuwe Algemene Bedrijfsvereniging.
1.2. De Raad gaat uit van de volgende, in dit geding van belang zijnde, feiten en omstandigheden.
1.3. Bij besluit van 7 maart 1991 heeft het Uwv geweigerd appellant in aanmerking te brengen voor een uitkering krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW), omdat hij niet arbeidsongeschikt in de zin van deze wetten werd geacht. Tegen dit besluit heeft appellant geen rechtsmiddel aangewend.
1.4. Bij besluiten van 20 september 1999 en 3 september 2003 heeft het Uwv geweigerd van dit besluit terug te komen. Het beroep tegen het besluit van 3 september 2003 is door de rechtbank ongegrond verklaard. De Raad heeft, bij uitspraak van 9 maart 2007 (LJN BA0266), deze uitspraak in stand gelaten.
1.5. Bij besluit van 31 januari 2008 heeft het Uwv opnieuw geweigerd terug te komen van het besluit van 7 maart 1991. Het bezwaar hiertegen is bij besluit van 25 juni 2008 (hierna: bestreden besluit) ongegrond verklaard. Daarbij heeft het Uwv overwogen dat appellant geen nieuwe feiten heeft aangedragen op grond waarvan het Uwv gehouden zou zijn terug te komen van het besluit van 7 maart 1991.
2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank dit standpunt onderschreven.
3. De Raad overweegt als volgt.
3.1. De Raad stelt vast dat zowel de besluiten van 7 maart 1991 en 20 september 1999, als de uitspraak van de Raad van 9 maart 2007, in rechte onaantastbaar zijn geworden. Ter onderbouwing van zijn verzoek tot herziening heeft appellant opnieuw een groot aantal medische stukken ingezonden die dateren van ruim na de datum in geding, 10 april 1991. Deze medische stukken hebben ook betrekking op de gezondheidstoestand van appellant ruim na 10 april 1991. Niet gezegd kan worden dat appellant hiermee nieuwe feiten of omstandigheden, als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), heeft vermeld die het Uwv hadden moeten nopen het besluit van 7 maart 1991 inhoudelijk te heroverwegen.
4. De rechtbank heeft dan ook terecht het bestreden besluit in stand gelaten.
5. De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 december 2009.
(get.) H.J. Simon.
(get.) W. Altenaar.
mm