ECLI:NL:CRVB:2009:BK8250
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring wegens te late betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2009 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 26 februari 2009. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, maar zijn beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Appellant heeft verzet aangetekend, waarbij hij aanvoerde dat de overschrijding van de termijn voor de betaling van het griffierecht niet aan hem kon worden aangerekend. Hij verwees naar een ziekenhuisopname op 9 januari 2009, die hem financieel had belast en waardoor hij niet in staat was het griffierecht van € 107,- tijdig te betalen.
De Raad overwoog dat het griffierecht twee dagen te laat was betaald, op 21 januari 2009, en dat appellant niet vóór het verstrijken van de termijn om uitstel had verzocht. De Raad oordeelde dat de omstandigheden van appellant, hoewel moeilijk, niet voldoende waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De Raad concludeerde dat het verzet ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de kosten van het verzet. Het te laat betaalde griffierecht zou door de griffier aan appellant worden terugbetaald.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten en de noodzaak voor appellanten om tijdig om uitstel te vragen indien zij in financiële problemen verkeren. De beslissing werd openbaar uitgesproken door T.G.M. Simons, met R. Groothuis als griffier.