ECLI:NL:CRVB:2009:BK8250

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-6506 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring wegens te late betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2009 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 26 februari 2009. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, maar zijn beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Appellant heeft verzet aangetekend, waarbij hij aanvoerde dat de overschrijding van de termijn voor de betaling van het griffierecht niet aan hem kon worden aangerekend. Hij verwees naar een ziekenhuisopname op 9 januari 2009, die hem financieel had belast en waardoor hij niet in staat was het griffierecht van € 107,- tijdig te betalen.

De Raad overwoog dat het griffierecht twee dagen te laat was betaald, op 21 januari 2009, en dat appellant niet vóór het verstrijken van de termijn om uitstel had verzocht. De Raad oordeelde dat de omstandigheden van appellant, hoewel moeilijk, niet voldoende waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De Raad concludeerde dat het verzet ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de kosten van het verzet. Het te laat betaalde griffierecht zou door de griffier aan appellant worden terugbetaald.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten en de noodzaak voor appellanten om tijdig om uitstel te vragen indien zij in financiële problemen verkeren. De beslissing werd openbaar uitgesproken door T.G.M. Simons, met R. Groothuis als griffier.

Uitspraak

08/6506 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 30 september 2008, 07/672, (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage
Datum uitspraak: 18 december 2009
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 26 februari 2009 heeft de Raad het namens appellant door mr. J.W. Boogaard, advocaat te Wassenaar, ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 26 februari 2009 heeft mr. Boogaard namens appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 6 november 2009, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 24 juni 2009 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat het verschuldigde griffierecht twee dagen te laat (namelijk op 21 januari 2009) is betaald.
In het verzetschrift is aangevoerd dat de, zeer geringe, overschrijding van de termijn appellant niet behoort te worden aangerekend. Appellant is niet verzekerd voor ziektekosten. Op 9 januari 2009 heeft appellant een ingreep ondergaan in een ziekenhuis, waarvoor hij een - nog openstaande - rekening van € 3.553,40 heeft ontvangen. Na de ingreep heeft het hem grote moeite gekost het verschuldigde griffierecht (€ 107,-) bij elkaar te krijgen. Dat is hem niet op tijd gelukt.
De Raad ziet hierin geen grond om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Daarvoor is doorslaggevend dat appellant zich niet vóór het verstrijken van de gestelde termijn tot de Raad heeft gewend met een verzoek om uitstel van betaling, terwijl niet is gebleken dat appellant daartoe niet in staat is geweest.
Dit betekent dat het verzet ongegrond dient te worden verklaard.
Het bedrag van het te laat betaalde griffierecht zal door de griffier van de Raad aan appellant worden terugbetaald.
Voor een veroordeling in de kosten van het verzet is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van R. Groothuis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2009.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) R. Groothuis.
mm