ECLI:NL:CRVB:2009:BK7250
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Medische noodzaak voor verhuizing van vervolgde uit de Tweede Wereldoorlog
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2009 uitspraak gedaan in het geschil tussen appellant, een in 1926 geboren vervolgde uit de Tweede Wereldoorlog, en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Appellant had een aanvraag ingediend voor vergoeding van kosten voor een verhuizing naar een aanleunwoning, die op 15 mei 2008 had plaatsgevonden. De aanvraag werd afgewezen op basis van het standpunt dat de verhuizing niet medisch noodzakelijk of medisch-sociaal wenselijk was, wat appellant betwistte. Hij stelde dat de medische adviezen waarop de afwijzing was gebaseerd ondeugdelijk waren en niet voortkwamen uit medisch onderzoek. Appellant voerde aan dat zijn psychische klachten, die verband hielden met zijn verleden als vervolgde, een belangrijke rol speelden in de noodzaak voor de verhuizing.
De Raad heeft vastgesteld dat de geneeskundig adviseurs die de adviezen hebben gegeven, appellant niet hebben gesproken en dat er duidelijke aanwijzingen waren in de gedingstukken, waaronder een verklaring van de huisarts, die de medische noodzaak voor de verhuizing ondersteunden. De Raad oordeelde dat het standpunt van verweerster niet kon worden gedragen door de adviezen van de geneeskundig adviseurs, en dat de medische situatie van appellant ten tijde van de aanvraag in aanmerking moest worden genomen.
Uiteindelijk verklaarde de Raad het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerster op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd bepaald dat verweerster het griffierecht van € 35,- aan appellant diende te vergoeden.