ECLI:NL:CRVB:2009:BK7246

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-430 WUV + 09-431 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdige bezwaar tegen afwijzing uitkeringsaanvraag door psychische toestand

In deze zaak heeft appellante beroep ingesteld tegen besluiten van de Raadskamer WUV en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, die haar aanvragen voor uitkeringen op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (WUV) en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (WUBO) hadden afgewezen. De besluiten waren gedateerd op 26 augustus 2008 en appellante had hiertegen bezwaar gemaakt via e-mail op 11 en 19 september 2008. De Raad oordeelde dat het bezwaar tijdig was ingediend, ondanks dat appellante in een telefoongesprek op 15 oktober 2008 had aangegeven nog in bezwaar te willen gaan. De Raad hield rekening met de psychische toestand van appellante, die bij verweersters bekend was.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de eerdere besluiten van verweersters niet ontvankelijk waren verklaard op basis van een termijnoverschrijding, maar dat appellante in feite tijdig bezwaar had gemaakt. De Raad heeft de bestreden besluiten vernietigd en verweersters opgedragen om opnieuw en inhoudelijk op de bezwaren van appellante te beslissen. Tevens zijn verweersters veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 21,22 aan reiskosten. De uitspraak is gedaan op 10 december 2009 door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van griffier B.E. Giesen.

Uitspraak

09/430 WUV + 09/431 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
in de gedingen tussen:
[appellante] (hierna: appellante),
en
de Raadskamer WUV en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweersters)
Datum uitspraak: 10 december 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft beroep ingesteld tegen door verweersters onder dagtekening 18 december 2008, kenmerken BZ 48116, JZ/E90/2008 en BZ 8753, JZ/E90/2008, ten aanzien van haar genomen besluiten ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (WUV) en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (WUBO), verder: bestreden besluiten.
Verweersters hebben verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 november 2009. Appellante is verschenen en verweersters hebben zich laten vertegenwoordigen door mr. T.R.A. Dircke, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Verweersters hebben bij besluiten van 6 juni 2003 erkend dat appellante, geboren in 1941 in het voormalige Nederlands-Indië, is getroffen door oorlogsgeweld in de zin van de WUBO en haar erkend als vervolgde in de zin van de WUV. Hierbij zijn de aanvragen van appellante voor periodieke uitkeringen en een voorziening voor deelname aan het maatschappelijk verkeer afgewezen omdat geen sprake was van blijvende invaliditeit door oorlogsgeweld, respectievelijk omdat de psychische klachten van appellante niet in verband staan met de vervolging maar door andere oorzaken zijn ontstaan.
1.2. Bij brief van 5 juni 2008 heeft appellante een hernieuwde aanvraag bij verweersters ingediend. Bij besluiten van 26 augustus 2008 hebben verweersters hierop afwijzend beslist. De door appellante tegen deze besluiten gemaakte bezwaren zijn bij de bestreden besluiten niet-ontvankelijk verklaard, op de grond dat de bezwaren zijn ingediend nadat de in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gestelde termijn van zes weken was overschreden en er geen redenen zijn om deze termijnoverschrijding te verontschuldigen.
2. De Raad overweegt als volgt.
2.1. Blijkens de gedingstukken heeft appellante bij e-mailberichten van 11 en 19 september 2008 gereageerd op de besluiten van verweersters van 26 augustus 2008. Uit de inhoud van die berichten blijkt duidelijk dat appellante bezwaar heeft tegen de afwijzende besluiten van verweersters en dat zij alsnog in aanmerking wenst te komen voor een uitkering. Hiermee is naar het oordeel van de Raad tijdig bezwaar gemaakt en daaraan doet niet af dat appellante in een telefoongesprek op 15 oktober 2008 desgevraagd heeft aangegeven nog in bezwaar te willen gaan. Dit geldt in dit geval temeer, gezien de psychische toestand waarin appellante toen verkeerde, zoals ook bij verweersters, bekend was.
2.2. Gezien het vorenstaande treft het beroep van appellante doel en dienen de bezwaren van appellante alsnog ontvankelijk te worden verklaard. Verweersters zullen opnieuw en thans inhoudelijk op de bezwaren van appellante moeten beslissen.
3. De Raad acht ten slotte termen aanwezig om verweersters met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten van appellante, welke worden begroot op € 21,22 aan reiskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt de bestreden besluiten;
Draagt verweersters op nieuwe besluiten op de bezwaren van appellante te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
Veroordeelt verweersters in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 21,22;
Bepaalt dat verweersters aan appellante het griffierecht van twee maal € 35,- vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van B.E. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 december 2009.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) B.E. Giesen.
HD