ECLI:NL:CRVB:2009:BK7235
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag traplift op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2009 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor een traplift door de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. De appellant, geboren in 1932, had in 1990 een periodieke uitkering op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 toegekend gekregen, waarbij zijn psychische klachten in verband werden gebracht met de vervolging. Echter, voor zijn nieraandoening en knieklachten werd geen causaal verband met de vervolging erkend.
Op 19 november 2008 verzocht de appellant om vergoeding van een traplift, maar dit verzoek werd op 9 januari 2009 afgewezen. De reden voor deze afwijzing was dat de knieklachten van de appellant niet voortvloeiden uit de vervolging. Na bezwaar werd deze afwijzing gehandhaafd in het bestreden besluit van 12 maart 2009. Tijdens de zitting op 12 november 2009 was de appellant niet aanwezig, maar verweerster werd vertegenwoordigd door mr. T.R.A. Dircke.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De appellant voerde aan dat zijn knieklachten het gevolg waren van mishandeling door de Kenpeitai in zijn kindertijd. De verweerster stelde echter dat de knieklachten al in 1991 waren beoordeeld en dat andere factoren, zoals kniebelastend werk en overgewicht, ook een rol speelden. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit voldoende onderbouwd was met adviezen van geneeskundig adviseurs en dat er geen nieuwe gegevens waren ingediend door de appellant die de juistheid van het besluit in twijfel trokken.
Uiteindelijk verklaarde de Raad het beroep van de appellant ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 10 december 2009.