ECLI:NL:CRVB:2009:BK6879

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-2015 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.H.M. Roelofs
  • R. Kooper
  • J.F. Bandringa
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van kosten in bezwaar door het Dagelijks Bestuur in het kader van de Wet werk en bijstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 18 maart 2008. De Centrale Raad van Beroep behandelt de kwestie van de vergoeding van kosten in bezwaar door het Dagelijks Bestuur van de Intergemeentelijke sociale dienst Steenwijkerland en Westerveld. De zaak betreft een uitkeringsspecificatie van 20 juni 2006, waarin het vakantiegeld van appellante ten onrechte is verrekend met een openstaande vordering. Na bezwaar heeft het Dagelijks Bestuur erkend dat de verrekening onterecht was en excuses aangeboden, maar heeft de kostenvergoeding vastgesteld op € 80,50, wat in strijd is met het standaardtarief van € 322,-- voor een gemiddeld gewichtige zaak.

De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat het Dagelijks Bestuur onvoldoende grondslag heeft voor de lage vergoeding, aangezien de zaak niet als 'zeer licht' kan worden gekwalificeerd. De Raad stelt vast dat de rechtbank en het Dagelijks Bestuur de administratieve vergissing niet correct hebben beoordeeld. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat appellante recht heeft op een nabetaling van € 241,50, bovenop de reeds ontvangen € 80,50. Daarnaast worden de proceskosten van appellante in zowel beroep als hoger beroep vastgesteld op € 322,-- per procedure, wat leidt tot een totale kostenvergoeding van € 966,--. De uitspraak is gedaan op 8 december 2009.

Uitspraak

08/2015 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 18 maart 2008, 07/1169 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke sociale dienst Steenwijkerland en Westerveld (hierna: Dagelijks Bestuur)
Datum uitspraak: 8 december 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante is door mr. B. van Dijk, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Het Dagelijks Bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter zitting van 27 oktober 2009 ter behandeling aan de orde gesteld. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Het Dagelijks Bestuur heeft appellante op 20 juni 2006 een uitkeringsspecificatie over mei 2006 gezonden van haar uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand. Blijkens die specificatie werd het vakantiegeld (€ 613,80) volledig verrekend met en in mindering gebracht op een openstaande vordering. Naar aanleiding van deze specificatie is door mr. Van Dijk schriftelijk bezwaar gemaakt. Daarop heeft het Dagelijks Bestuur bij brief van 1 augustus 2006 onder meer het volgende aan appellante bericht:
“Naar aanleiding van uw brief hebben wij geconstateerd dat het vakantiegeld ten onrechte is verrekend met een openstaande vordering. Hiervoor bieden wij mevrouw Veen onze welgemeende excuses aan. Het vakantiegeld wordt alsnog zo spoedig mogelijk aan mevrouw Veen overgemaakt.”
1.2. Bij brief van 8 augustus 2006 is door mr. Van Dijk verzocht het bezwaarschrift op reguliere wijze af te handelen en de gemaakte kosten van rechtsbijstand te vergoeden.
1.3. Bij besluit van 7 november 2006 heeft het Dagelijks Bestuur het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat de uitkeringsspecificatie niet gericht is op rechtsgevolg en dus geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand werd afgewezen. Het daartegen ingestelde beroep is door de rechtbank bij uitspraak van 7 mei 2007 gegrond verklaard. Daarbij is tevens het besluit van 7 november 2006 vernietigd en bepaald dat een nieuw besluit op bezwaar dient te worden genomen.
1.4. Bij besluit van 27 juni 2007 heeft het Dagelijks Bestuur het bezwaar tegen de uitkeringsspecificatie gegrond verklaard en tevens een vergoeding voor de kosten verbonden aan de behandeling van het bezwaar toegekend van € 80,50. Daarbij is overwogen dat deze zaak moet worden gekwalificeerd als “zeer licht”. Daartegen is appellante in beroep gekomen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het besluit van 27 juni 2007 ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat het Dagelijks Bestuur direct na ontvangst van het (voorlopige) bezwaarschrift de onjuistheid van de verrekening heeft erkend en dat namens appellante tegen de specificatie geen gronden zijn aangevoerd.
3. In hoger beroep heeft appellante zich gemotiveerd tegen de uitspraak van de rechtbank gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Het Dagelijks Bestuur heeft de vergoeding van de kosten die appellante in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) en de daarbij behorende bijlage, onder overweging dat het gewicht van de zaak als zeer licht is aan te merken, bepaald op € 80,50, zulks in afwijking van het standaardtarief van € 322,-- voor een zaak van gemiddeld gewicht. Daarvoor heeft het Dagelijks Bestuur redengevend geacht dat hij, zonder de gronden van het ingediende bezwaarschrift af te wachten, direct heeft erkend dat ten onrechte tot verrekening van het vakantiegeld ad € 613,80 was overgegaan en die verrekening ongedaan heeft gemaakt.
4.2. De Raad vindt voor de benadering van het Dagelijks Bestuur geen steun in het Bpb. Aan de proceshandeling van het indienen van een bezwaarschrift wordt in de bijlage bij het Bpb 1 punt toegekend, waarbij een andere wegingsfactor dan 1 naar vaste rechtspraak slechts wordt gehanteerd bij een naar juridische en/of feitelijke complexiteit van het gemiddelde afwijkende zaak. Anders dan de rechtbank en het Dagelijks Bestuur acht de Raad daarvoor in dit geval onvoldoende grondslag aanwezig. Niet kan worden gezegd dat het hier ging om een voor appellante direct als zodanig kenbare administratieve vergissing. Dat het Dagelijks Bestuur - omdat in zijn ogen kennelijk sprake was van een evident onjuiste beslissing - de verrekening terstond ongedaan heeft gemaakt, geeft op zichzelf blijk van adequaat bestuurlijk handelen, maar kan daaraan niettemin niet afdoen, reeds omdat het Dagelijks Bestuur niet spontaan, maar eerst nadat bezwaar is gemaakt is teruggekomen van de toegepaste verrekening.
4.3. Het voorgaande is door de rechtbank niet onderkend, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad het besluit van 27 juni 2007 vernietigen voor zover dit ziet op de vergoeding van de kosten in verband met de behandeling van het bezwaar. De Raad zal voorts, met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in verbinding met artikel 7:15, tweede tot en met vierde lid, van de Awb het Dagelijks Bestuur veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. De Raad begroot deze kosten op € 322,-- wegens verleende rechtsbijstand. Dit betekent dat appellante nu haar ter zake van deze kosten reeds € 80,50 is vergoed, nog recht heeft op nabetaling van € 241,50.
5. De Raad ziet tevens aanleiding het Dagelijks Bestuur te veroordelen in de proceskosten van appellante. Deze worden begroot op € 322,-- in beroep en op € 322,-- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt het besluit van 27 juni 2007 voor zover dit ziet op de vergoeding van de kosten in verband met de behandeling van het bezwaar;
Veroordeelt het Dagelijks Bestuur in de kosten van appellante in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep tot een bedrag van € 966,--;
Bepaalt dat het Dagelijks Bestuur aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 146,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs als voorzitter en R. Kooper en J.F. Bandringa als leden, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 december 2009.
(get.) R.H.M. Roelofs.
(get.) W. Altenaar.
mm