[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Beesel (hierna: verweerder)
Datum uitspraak: 3 december 2009
Appellant heeft beroep ingesteld tegen een door verweerder onder dagtekening 13 mei 2008, kenmerk P&O/ThSc, ten aanzien van hem genomen besluit ter uitvoering van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (APPA), verder: het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2009. Namens appellant is verschenen mr. J.B. Gubbels, werkzaam bij Killaars Steeghs Groep. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Zonne, werkzaam bij Deloitte Management Support en M.J.M. Schwillens, werkzaam bij de gemeente Beesel.
1. Appellant, gewezen wethouder van de gemeente Beesel, heeft bezwaar gemaakt tegen het namens verweerder genomen besluit van 18 december 2007, waarbij met toepassing van artikel 134 van de APPA voor korting op zijn APPA-uitkering in het jaar 2005 in aanmerking is gebracht de winst uit [naam B.V.] over dat jaar. Het heeft geleid tot terugvordering van € 6.372,78,- netto aan te veel betaalde uitkering. Het bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2. Namens appellant is in beroep zijn in bezwaar naar voren gebrachte standpunt herhaald, in hoofdzaak inhoudende dat het resultaat van [naam B.V.] toekomt aan de B.V., dat alleen het salaris van appellant uit de B.V. voor korting in aanmerking komt, dat het begrip inkomsten uit de APPA te ruim wordt uitgelegd door verweerder en dat indien wel terecht is gekort ook rekening gehouden zou moeten worden met negatieve resultaten uit andere jaren.
3. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd op al deze grieven.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Op grond van artikel 134, eerste lid, van de APPA worden de inkomsten die de belanghebbende geniet met de uitkering verrekend over de maand waarop deze betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben. Op grond van het tweede lid wordt hierbij onder inkomsten verstaan het gezamenlijk bedrag dat de belanghebbende wegens het verrichten van activiteiten, ter hand genomen met ingang van of na de dag waarop hij heeft opgehouden lid van het college van burgemeester en wethouders te zijn, geniet als onder meer winst uit onderneming.
4.2. In geschil is of verweerder terecht de nettowinst uit [naam B.V.] over 2005 heeft aangemerkt als inkomsten die op grond van artikel 134 van de APPA voor anti-cumulatie in aanmerking dienen te worden gebracht. Over de hoogte van het bedrag bestaat geen geschil.
4.3. De Raad beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
4.3.1. Appellant is directeur en enig aandeelhouder in [naam B.V.] en hij is ook de enige persoon die arbeid verricht voor dit bedrijf (advieswerk en interim-management). Onder die omstandigheden heeft verweerder terecht aangenomen dat sprake is van aan die arbeid toe te rekenen nettowinst van de vennootschap waarbij appellant direct of indirect is gebaat, zodat deze voor toepassing van artikel 134 van de APPA in aanmerking komt.
4.3.2. Nu de winst van de onderneming achteraf per kalenderjaar wordt vastgesteld heeft verweerder op juiste wijze toepassing gegeven aan artikel 134 van de APPA door deze winst te herleiden naar maandbedragen en met de maandelijkse uitkering te verrekenen. De ter zitting nog naar voren gebrachte grief dat geen verrekening over het jaar 2005 mag plaatsvinden omdat pas achteraf duidelijk wordt welk resultaat over dat jaar is behaald treft dan ook evenmin doel.
4.3.3. Dat in andere jaren verlies is geleden kan er evenmin toe leiden dat over 2005 geen korting mag plaatsvinden. De inkomsten worden voor zover mogelijk per maand bezien en in een geval als dit per kalenderjaar herleid tot maandbedragen.
4.3.4. Al hetgeen van de zijde van appellant overigens naar voren is gebracht kan de Raad niet tot een andere conclusie leiden.
5. Gezien het vorenstaande dient het beroep van appellant ongegrond te worden verklaard.
6. De Raad acht ten slotte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet Bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en H.R. Geerling-Brouwer als leden, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 december 2009.
(get.) A. Beuker-Tilstra.